Staat technologie een RPO in de weg, of juist niet?

Als je overweegt om al je recruitment uit te besteden, kan technologie een hoofdbreker worden. Want hoe hou je dan nog de vinger aan de pols? Gelukkig spelen steeds meer systemen hier slim op in.

Als je zelf je recruitment doet, heb je ook zelf een eigen recruitmentsysteem. Wel zo overzichtelijk. Maar wat als je graag wil dat een externe partij je recruitmentactiviteiten overneemt? Hoe hou je dan de resultaten van de inspanningen bij? Of moet je dan maar wachten op de rapportages die je eens in de zoveel tijd van je RPO-leverancier ontvangt?

Een goed ATS kan ook goed voor een RPO

reinald snik carerix rpo technologie

Volgens Reinald Snik wordt de soep niet zo heet gegeten als hij misschien wordt opgediend. ‘Een goed ATS is vaak ook prima geschikt om de recruitmentactiviteiten te laten uitvoeren door een externe partij’, aldus de ceo van ATS-ontwikkelaar Carerix.

Je wilt méér weten

Bij een professioneel applicant tracking system gaat het er volgens hem primair om de resultaten van álle recruitmentinspanningen bij te kunnen houden, zowel kwantitatief als kwalitatief. ‘Als gebruiker wil je weten hoeveel kandidaten er hebben gereageerd of op welk moment een contact is geweest. Je wilt ook bijhouden hoe recruiters onderling performen en hoe de tijd en het geld die je besteedt om de juiste kandidaten te vinden zich verhoudt tot het resultaat. En of de juiste opdrachtgevers en vacatures matchen met het in de database beschikbare talent.’

Samenwerking vraagt om extra’s

Maar of je die recruiters zelf in dienst hebt, of dat je als opdrachtgever met een RPO-partij samenwerkt? Dat maakt volgens hem daarbij niet uit.

‘Je moet extra middelen inzetten om beide organisaties dichter bij elkaar te brengen’

Al is voor integrale samenwerking tussen opdrachtgever en RPO-leverancier vaak wel iets meer nodig, stelt Snik. ‘Je moet extra middelen inzetten om beide organisaties dichter bij elkaar te brengen en dezelfde benchmarking en rapportages te kunnen genereren als vanuit de eigen werving- en selectiepraktijk.’

Toon het maar eens aan

De opdrachtgever wil namelijk graag toetsen hoe de RPO-aanbieder het doet, in verhouding tot de resultaten van een zogeheten inhouse model, zegt hij. ‘Uiteraard zijn bij een goed ingericht RPO-proces de resultaten beter’, stelt Snik. ‘Een RPO-aanbieder heeft immers jarenlange ervaring in het recruitmentvak. Maar toon het toch maar eens aan, die meerwaarde. Vaak bepaalt gevoel of een RPO een succes is, omdat er geen harde informatie beschikbaar is.’

Procesverbetering mogelijk maken

Dat gebrek aan die harde informatie, daar wil Snik met zijn systeem in elk geval iets aan doen, met ‘heldere analyses en rapportages op basis van kengetallen’, zegt hij.

‘Alleen met solide onderbouwingen kun je in een vroeg stadium processen verbeteren’

Met zulke analyses kun je eerder eventuele verstoringen in het proces constateren, zegt hij. ‘Zulke verstoringen liggen ook heel vaak bij de interne organisatie van de opdrachtgever. Maar hier kun je als RPO-partij alleen iets aan doen als je solide onderbouwingen hebt. Dan kun je ervoor zorgen dat in een vroeg stadium procesverbeteringen kunnen worden aangebracht. Dit verhoogt belangrijke KPI’s als de time-to-hire en de quality-to-hire. En last but not least: het verlaagt de kosten voor de opdrachtgever.’

Een specifiek RPO-platform

Snik zet daarom vol in op de RPO-trend. Hij wil Carerix in de markt zetten als ‘een specifiek RPO-platform, (door)ontwikkeld voor RPO-aanbieders, zodat deze met de opdrachtgever(s) vanuit één systeem kunnen samenwerken’, zegt hij. Volgens hem voorkomt dit fouten, en bovendien optimaliseert het de onderlinge communicatie en geeft het een helder inzicht. En dit alles draagt dan weer bij aan beter recruitment in Nederland, stelt hij.

Eigen voorkeursprocessen

In het ideale geval heeft de RPO-dienstverlener zelfs ‘een ‘eigen’ voorkeursplatform en voorkeursprocessen en introduceert hij dat bij nieuwe opdrachtgevers. Hierdoor zorgt de RPO-aanbieder ook bij al zijn klanten voor een uniform ingericht systeem, wat de efficiency (en de vergelijkbaarheid) verder vergroot’, aldus Snik.

reinald snik carerix technologie rpo

De opdrachtgever beslist

Hetzelfde fenomeen zegt hij overigens in de inhuurwereld te zien. ‘Daar introduceert de Managed Service Provider vaak ook een voorkeurs-Vendor Management Systeem bij de eigen klanten.’ Overigens is dat natuurlijk geen verplichting, benadrukt hij. ‘Uiteindelijk beslist de opdrachtgever met welke technologie wordt gewerkt.’

‘Uiteindelijk beslist de opdrachtgever met welke technologie wordt gewerkt’

Van videopitch tot CV’s valideren

Daar komt bij dat de ene opdrachtgever natuurlijk ook andere wensen en eisen heeft dan de andere. ‘Denk hierbij bijvoorbeeld aan de inzet van videopitches van kandidaten’, zegt Snik. ‘Of denk aan het digitaal valideren van documenten zoals CV’s, paspoorten, en vergunningen. Of aan de inzet van assesmentinstrumenten.’

Trend: partner-ecosystemen

Om optimaal op al deze behoeftes te kunnen inspelen, is een trend zichtbaar van zogenoemde ‘partner-ecosystemen’, constateert de Carerix-ceo. ‘Hierbij krijgen gespecialiseerde aanbieders van recruitmentondersteuning een plek op het RPO-platform. De opdrachtgever kiest dan zelf welke functionaliteit hij of zij wil gebruiken.’

‘De gebruikers bepalen het verschil. In die zin blijft recruitment gewoon mensenwerk…’

Technologie bepaalt succes niet meer

‘De integratie met het ATS is dan op voorhand technisch al geregeld, de klant is koning’, zegt Snik. Zijn conclusie? ‘Sommige van de in de markt aanwezige platformen en systemen zijn tegenwoordig zo (door)ontwikkeld, dat de gekozen technologie niet meer het succes van een RPO-uitbesteding bepaalt. De gebruikers, de mensen, die bepalen het verschil. In die zin blijft recruitment voorlopig gewoon mensenwerk…’

Alle aanbieders onderzocht

Samen met het Belgische The Flex Academy voert het Nederlandse Flex-Beheer momenteel een vergelijkend onderzoek uit naar alle bekende RPO-aanbieders in de lage landen. Het onderzoeksrapport verschijnt deze maand, in januari 2017.

In de aanloop van dit rapport is op deze site een reeks verdiepende artikelen over RPO verschenen, geschreven met of door verschillende RPO-aanbieders of door bedrijven die RPO faciliteren. Dit is de laatste bijdrage in deze serie.

Lees meer in deze serie

Als IT’er je ideale vacature samenstellen? In deze campagne kan het

Als IT’er zelf je ideale vacature samenstellen? Het kan, in de nieuwe campagne van ict-dienstverlener OGD.

Op hun nieuwe site ‘je baan is meer dan je werk‘ hebben ze een vrij hilarische tool ontwikkeld, waarbij de kandidaat 5 verschillende velden naar keuze kan invullen. In het eerste veld gaat het om mogelijkheden als ‘Dierenvriend’, ‘Bankhanger’ of ‘Verstrooide uitvinder’. In het tweede veld kun je kiezen uit bijvoorbeeld een ‘Magnetronkok’, ‘Zoetwaterpiraat’ of ‘Tafelvoetbalkampioen’.

ogd-optie-1ogd optie 2 ideale vacatureIdeale vacature in gifjes

Wie zo de 5 velden invult, komt op een pagina terecht met volgens OGD een ‘ideale vacature’. Dit is een vacaturetitel die in woord én beeld, namelijk met gifjes, laat zien dat hij meer is dan zijn functietitel. Uit de vacaturetekst blijkt vervolgens namelijk dat OGD dit profiel omarmt met cultuur, werksfeer en faciliteiten.

‘Je baan is meer dan werk’

Het idee is dat bij OGD ‘je baan meer is dan werk’, aldus Bas Gezelle, creatief strateeg bij Kaliber, het bureau dat verantwoordelijk is voor de campagne en de arbeidsmarktpositionering van het ICT-bedrijf. ‘Daarom zoeken ze geen mensen bij een vacature, maar laten ze mensen hun perfecte vacature vinden.’

In totaal 750.000 unieke gifjes

In totaal kunnen op de OGD-site 750.000 unieke vacatures gemaakt worden. Daarbij komen dan evenzovele unieke gifjes, verzameld op het platform GIPHY. De gifjes worden gegenereerd op basis van onderdelen van de vacaturetitel. Dat varieert van trotse ouders die goed zijn in tafelvoetbal tot verstokte gabbers die graag knutselen met 3D-printers.

Van comic-geek tot gadgetfreak

De campagne die de site ondersteunt maakt gebruik van programmatic advertising. Zo krijgt iemand die een comicbeurs bezoekt een advertentie met ‘comic-geek‘ in de titel en iemand die veel googlet op gadgets een advertentie met ‘gadgetfreak‘. Zo denkt het ICT-bedrijf ‘vol slimme techneuten’, dat zich profileert als ‘altijd al anders’ en ‘geen stropdassen, geen pakken’, nieuwe medewerkers van de juiste snit aan zich te kunnen binden.

Meer van zulke verhalen?

Lees elke week de Nieuwsbrief van Werf& en blijf op de hoogte van alles wat er gebeurt op het gebied van arbeidsmarktcommunicatie en recruitment! Doe het nu, het is gratis en je mist nooit meer iets!

 

3 keer: hoe je de beste kandidaten herkent aan hun taalgebruik

Wil je de beste kandidaten selecteren? Dan is het voldoende om te letten op hun taalgebruik. Praten ze in de actieve vorm, veel over zichzelf en veel over het verleden? Dan heb je beet!

Dat stelt leiderschapstrainer Mark Murphy, die zich voor die conclusie baseert op onderzoek dat hij deed voor zijn boek Hiring for Attitude. ‘Als je kandidaat continu spreekt in de tegenwoordige of toekomstige tijd, dan kun je maar beter met het gesprek stoppen’, zegt hij. ‘Dan heb je waarschijnlijk te maken met een low performer.’

3 terreinen van taalgebruik

Volgens Murphy praten high performers aantoonbaar anders dan low performers. Dat uit zich onder meer op drie terreinen van taalgebruik, zegt hij: de tijd waarin mensen spreken, de voornaamwoorden die ze gebruiken, en de vorm die ze vaak kiezen.

#1. Voornaamwoorden

High performers antwoorden ongeveer 60 procent vaker in de eerste persoon (dus met woorden als: ik, mij, wij) dan low performers. De antwoorden van low performers bevatten daarentegen 400 procent meer tweede personen (jij, jullie, jouw) en 90 procent meer derde personen (hij, zij, hun), aldus het onderzoek.

‘High performers praten meer over zichzelf omdat ze meer goede ervaringen hebben waaruit ze kunnen putten’, verklaart Murphy het opmerkelijke verschil. ‘Low performers hebben die ervaringen niet en geven daarom meer abstracte of hypothetische antwoorden.’

Voorbeeld

High performers zeggen zoiets als: ‘Ik belde de klant op dinsdag en ik vroeg hem…’ Terwijl low performers eerder iets zeggen als: ‘Je moet klanten op dinsdag bellen en hen dan vragen…’ of: ‘Klanten moeten op dinsdag gebeld worden…’.’

#2. Tijd

High performers praten volgens het onderzoek ook 40 procent meer in de verleden tijd dan low performers. De antwoorden van low performers bevatten daarentegen 120 procent vaker een tegenwoordige tijd en 70 procent meer uitdrukkingen in de toekomende tijd,

‘Ons onderzoek laat zien dat als je high performers vraagt over een ervaring in het verleden, dat ze echt over het verleden praten. En dat doen ze logischerwijs ook in de verleden tijd’, aldus Murphy. ‘Low performers daarentegen antwoorden een vraag over een prestatie vaak met iets wat ze nu aan het doen zijn (tegenwoordige tijd) of wat ze van plan zijn te gaan doen (toekomende tijd). Ze kunnen gewoon niet zo makkelijk over mooie prestaties vertellen, simpelweg omdat ze die niet hebben.’

Voorbeeld

‘Een high performer zegt dat zoiets als: ‘Ik had een klant met een probleem met een server…’ Een low performer vormt eerder een zin in de trant van: ‘Als een klant een probleem heeft, dan moet je nooit toegeven dat je het antwoord niet weet’ of ‘Ik zou een irrationeel persoon gerust stellen door duidelijk te maken dat ik meer weet dan zij doen’.’

#3. Lijdende of bedrijvende vorm

Een ander opmerkelijk verschil in zinsopbouw is te zien in de keuze tussen de lijdende of bedrijvende vorm. Low performers gebruiken 40 tot 50 procent meer passieve vormen in hun antwoorden dan high performers, die juist vaker in de actieve vorm spreken.

Voorbeeld

Actieve vorm: ‘Bob waardeert de ceo’ of: ‘Ik stuurde deze sollicitatie’. Passieve vorm: ‘De ceo wordt door Bob gewaardeerd’ of: ‘Deze sollicitatie is door mij gestuurd’.

De passieve vorm klinkt meer afstandelijk, en minder persoonlijk. Bovendien gebruiken mensen die slim willen overkomen vaker een passieve vorm. ‘Maar juist de echt slimme mensen gebruiken liever een actieve vorm’, zegt Murphy. ‘Ik zou er zelf geen dealbreaker van maken, maar ik zou wel oppassen als ik iemand alleen in lijdende vorm hoor praten.’

Conclusie

Zo zie je maar weer: het is niet altijd wát de kandidaat zegt, wat het verschil maakt. Het is vooral ook hóé hij of zij het zegt. Alhoewel je je natuurlijk ook kunt afvragen: een kandidaat die altijd opschept over wat hij in het verleden allemaal bereikt heeft, wat zegt dat eigenlijk over zijn prestaties in de toekomst? En nee, ik ga er nu geen anekdotes uit het verleden bij halen om mijn gelijk te bevestigen…