Is méér diversiteit eigenlijk wel zo goed voor de resultaten?

Meer diversiteit staat dit jaar bovenaan de agenda van recruiters, blijkt uit recent onderzoek. Maar waarom eigenlijk? Dat diversiteit leidt tot betere prestaties is immers nog niet aangetoond.

Het is volgens onderzoek van LinkedIn – met afstand – de belangrijkste trend onder recruiters: liefst 78 procent van hen zegt dat diversiteit dit jaar bovenaan hun agenda staat. Waarom? Omdat de cultuur er beter van wordt, zegt 78%. En omdat het de financiële prestaties zou verbeteren, zegt nog eens 62%.

Is dat eigenlijk wel zo?

Nu hoor je dat laatste vaker, en onderzoek van onder andere McKinsey lijkt ook die kant op te wijzen. Maar klopt dat eigenlijk wel, vroeg Joost Ardts zich onlangs af. De consultant en ‘HR myth buster‘ besloot de proef op de som te nemen en in de wetenschap te duiken. En dan blijkt er volgens hem eigenlijk geen enkel onderzoek te zijn dat aantoont dat direct zichtbare vormen van diversiteit (zoals geslacht, leeftijd, etniciteit) bijdragen aan de prestaties.

‘Diversiteit in leeftijd had zelfs een negatief effect: hoe diverser, hoe slechter de omzet’

‘Zo laat een onderzoek bij een winkelketen met 700 winkels zien dat diversiteit in termen van geslacht en etniciteit géén invloed heeft op de verkoopcijfers, maar diversiteit in leeftijd wél. Maar dan wel een negatief effect in plaats van een positief effect. Dus: hoe groter in dit onderzoek de diversiteit in leeftijd, hoe slechter de verkoopcijfers waren.’

‘Demografische diversiteit meestal geen effect’

Ook andere onderzoeken en in andere contexten tonen eigenlijk altijd soortgelijke resultaten, zegt hij. ‘Demografische diversiteit, dus variatie in geslacht, leeftijd, etniciteit, blijkt meestal geen effect te hebben. Demografische diversiteit is eigenlijk alleen in specifieke situaties van invloed op prestaties, namelijk bij teams die van tijdelijke aard zijn (bijvoorbeeld projectteams) en in teams of afdelingen die zijn samengesteld uit functies die in het bedrijf ook gemengd zijn voor wat betreft geslacht en etniciteit.’

Cognitieve diversiteit maakt wél verschil

Deze onderzoeken laten zien dat cognitieve diversiteit (dat wil zeggen: variatie in expertise, kennis, opleidingsniveau) juist wél invloed heeft, zegt Ardts. ‘En het belang daarvan wordt nog eens onderstreept door de ontdekking dat teams of afdelingen die het moeten hebben van creativiteit en innovatie, zoals product-ontwikkelteams of ontwerpteams, wél profiteren van cognitieve, maar juist niet van demografische diversiteit.’

‘Teams of afdelingen die het moeten hebben van creativiteit profiteren van verschil in achtergrond’

In zulke teams vinden de teamleden elkaar op inhoudelijk vlak, hebben zij elkaars expertise en ideeën nodig, verklaart hij. ‘Zij hebben daardoor meer aan diversiteit in werkervaring en functionele achtergrond zoals marketing, sales, engineering, en financiën, dan aan diversiteit in geslacht, leeftijd of etniciteit.’

Diversiteit is zeker ‘bewonderenswaardig doel’

Kortom, we geloven graag in het positieve effect van diversiteit, nemen aan dat een mix van mensen werkt en leggen dan vooral onze focus op direct waarneembare kenmerken. Maar dat blijkt niet veel toe te voegen, zegt Ardts. Volgens hem is het nastreven van diversiteit ‘zeker een bewonderenswaardig doel’. Maar afgaande op de wetenschap heeft het ‘weinig zin om daar ook betere organisatieprestaties bij te verwachten’, zegt hij.

Lees ook:

Tekort aan technici lijkt voorlopig alleen nog maar groter te worden

Er studeren steeds meer jongeren in technische richtingen, maar het lijkt niet genoeg om te beantwoorden aan de behoefte in de komende jaren. De afgelopen 2 jaar groeide het aantal vacatures al met 16 procent.

En van die duizenden vacatures zijn er ook nog eens steeds meer ‘moeilijk vervulbaar’, aldus het UWV in een nieuwe factsheet. Het UWV zet de komende jaren daarom vol in op omscholing, om WW’ers naar een technisch beroep te krijgen, vaak zelfs met baangarantie en vrijstelling van sollicitatieplicht. Zo kunnen in Gelderland werklozen zich in slechts 12 weken laten omscholen naar monteur elektrotechniek. En in Noord-Nederland worden WW’ers in 16 weken opgeleid tot CNC-operator.

In Gelderland kunnen werklozen zich in slechts 12 weken omscholen naar monteur elektrotechniek

Op elke 20 technici is er nu 1 vacature

Uit de factsheet blijkt dat ongeveer 1,2 miljoen mensen een technisch beroep hebben. In het derde kwartaal van vorig jaar waren er zo’n 61.000 vacatures, dus ongeveer 5 procent. Of anders gezegd: op elke 20 technici is er nu 1 vacature. In de bouw is er vooral vraag naar metselaars, schilders, installateurs en bouwmonteurs. In de industrie en metaal gaat het om cnc-verspaners, machinemonteurs, lassers en operators procesindustrie. Op middelbaar en hoger technisch niveau zijn werkvoorbereiders, calculators en ontwerper-constructeurs nauwelijks te vinden.

Waar zijn de mbo- en hbo-technici gebleven?

Bij een enquête onder HR-professionals begin 2017 bleek meer dan de helft van de technische vacatures moeilijk vervulbaar, het hoogste percentage van alle functiegroepen, aldus het UWV. Vooral technici op mbo- en hbo-niveau zijn moeilijk te vinden. En de weinige sollicitanten die ze krijgen, missen de juiste kwalificaties, aldus de bedrijven.

uwv technici spanningsindicator

Spanning is overal voelbaar

De spanning is op de hele arbeidsmarkt voelbaar. Maar vooral in de Randstad, Zuid-Oost Brabant en Zeeland zijn technici bijna niet aan te slepen. Daardoor had eind 2017 ongeveer 1 op de 5 werkgevers in de bouw te maken met belemmeringen in de productie vanwege een tekort aan personeel. En in de Nederlandse industrie kampte 1 op de 6 à 7 werkgevers met een personeelstekort.

Het goede nieuws: meer hoger opgeleide technici

De UWV-factsheet bevat overigens wel goed nieuws voor werkgevers die zitten te springen om hoger opgeleide technici. Nog even geduld, maar die komen er namelijk aan. De instroom van studenten, zowel in het hbo als in de universiteiten, steeg de afgelopen jaren fors. Onder TU-studenten is zelfs sprake van bijna een verdubbeling in 10 jaar.

uwv technici instroom studenten

En de behoefte blijft nog wel even groot

Maar er mogen dan wel meer hoger opgeleide technici aankomen, dat geldt niet voor de mbo’ers en lager. En juist aan zulke vakmensen blijft de komende jaren de behoefte onverminderd groot, verwacht Johan van der Kleij, landelijk adviseur techniek bij UWV: ‘De arbeidsmarkt wordt krapper.’

Juist aan vakmensen blijft de komende jaren de behoefte onverminderd groot

Vandaar ook de vele omscholingsprojecten die het UWV opstart. ‘Werkzoekenden willen graag aan het werk, maar beschikken niet altijd over de juiste kwalificaties. Daarom zetten we met bedrijven projecten op om hen op te leiden. Ervaring is geen vereiste. Als iemand maar affiniteit heeft met techniek en in staat is om in korte tijd de basis van het vak te leren.’

techscout techniciROVC komt met TechScout

Om in de tussentijd bedrijven te helpen in hun zoektocht naar technici komt opleidingsinstituut ROVC met een bundel vol tips: ‘De HR-manager als TechScout’. Daarin lezen we bijvoorbeeld niet alleen dat ongekwalificeerde kandidaten de grootste ergernis zijn in de branche, maar ook wat je daaraan zou kunnen doen. ‘Het personeelstekort vraagt om een vernieuwende aanpak van HR’, verklaart John Huizing, directeur bij ROVC de bundel. ‘Door handvatten te bieden aan HR-medewerkers, staan zij sterk in de strijd om technisch talent.’

Lees ook:

Foto boven: TechniekBeeldbank.nu

Hoe overmoed ervoor zorgt dat recruiters minder goed selecteren

Zodra we een kandidaat persoonlijk kennen, denken we ook beter in te kunnen schatten of hij of zij geschikt is voor de baan. Helaas zit zulke overmoed een goede selectie ook vaak in de weg. Hoe dat te vermijden? 

Bij de werving en selectie van kandidaten maken we continu inschattingen van iemands persoonlijkheidskenmerken. Dat doen we bijvoorbeeld als we een motivatiebrief of cv doornemen, of tijdens een interview of rollenspel. Deze – vaak oppervlakkige – inschattingen zijn van grote invloed op de uiteindelijke selectiebeslissing.

Ongestructureerd interview doet waarde zelfs dalen

Onderzoek van Lievens, Highhouse en De Corte (2005) laat zelfs zien dat hoe recruiters persoonlijkheidskenmerken inschatten op basis van persoonlijke interacties (in dit geval: een ongestructureerd interview) zwaarder weegt dan testscores van een kandidaat. Dit pakt nadelig uit voor de voorspellende waarde van de selectieprocedure: een (extra) ongestructureerd interview doet die waarde van de hele procedure zelfs dálen.

We zien onze eigen beperkingen niet

Kausel, Culbertson en Madrid (2016) laten zien dat dit komt door overmoed, een bias die veel voorkomt in personeelsselectie, waardoor we niet meer de beperkingen van onze eigen kennis en vaardigheden inzien. Zodra er eenmaal persoonlijke interacties met de kandidaat zijn geweest, vertrouwen we blindelings op ons eigen beoordelingsvermogen, en hebben we de neiging de scores die we hebben verkregen op basis van valide instrumenten te negeren.

‘Zodra er persoonlijke interacties zijn geweest, vertrouwen we blind op ons eigen oordeelsvermogen’

‘Maar ik ben de uitzondering, toch?’

Bovenstaande onderzoeken laten zien dat we in het algemeen te veel vertrouwen op ons eigen beoordelingsvermogen. Toch zijn sommige (eigenlijk: best veel) mensen ervan overtuigd dat zij een uitzondering op de regel vormen en dat zij een expertise hebben ontwikkeld als het gaat om het beoordelen van anderen.

Meer ervaring maakt nog geen betere beoordelaar

In het proefschrift van François de Kock wordt antwoord gegeven op de vraag of sommige mensen inderdaad betere beoordelaars zijn dan anderen. De conclusie: er is zeer weinig bewijs voor het idee dat iemand een betere beoordelaar wordt door meer ervaring op te doen. In een studie bleek ervaring zelfs negatief (!) te correleren met de kwaliteit van beoordelingen. Ook dit effect zou overigens met overmoed te maken kunnen hebben.

Het belang van ‘dispositioneel redeneervermogen’

Uit het proefschrift van De Kock bleek dat alleen cognitieve capaciteiten een rol spelen in de kwaliteit van beoordelingen. Dat wil zeggen: goede beoordelaars zijn intelligenter en hebben een groter dispositioneel redeneervermogen, oftewel: ze begrijpen de onderlinge verbanden tussen persoonlijkheidskenmerken, en de verbanden tussen die kenmerken en het gedrag en de rol van de situatie. Dispositioneel redeneervermogen hangt sterk samen met algemene intelligentie en het is om die reden onwaarschijnlijk dat je dit vermogen door training kunt ontwikkelen.

Conclusie: weeg je eigen oordeel niet te veel mee…

Er is wetenschappelijk dus geen bewijs dat je expertise in het beoordelen van kandidaten kunt ontwikkelen. Uiteraard zijn persoonlijke interacties (zoals ongestructureerde interviews) daarmee niet overbodig. Ze kunnen bijvoorbeeld nuttig zijn om kandidaten informatie te verstrekken en om de candidate experience te verhogen.

‘Observaties tijdens persoonlijke interacties mag je dus niet te zwaar meewegen in je selectie’

Maar de kunst zit hem in het níet beoordelen van de kandidaten tijdens deze interacties, en in het inzien van de beperkingen van ons eigen beoordelingsvermogen. Observaties tijdens persoonlijke interacties zou je dus ook niet te zwaar mogen meewegen in de uiteindelijke selectiebeslissing. En zéker niet zwaarder dan scores op meer valide instrumenten.

Over de auteur

janneke-oostrom

Deze bijdrage is afkomstig van dr. Janneke Oostrom. Zij is arbeids- en organisatiepsycholoog en Universitair Docent bij de afdeling Management en Organisatie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze is daarnaast bestuurslid van Stichting NOA. Ook representeert ze de VU in de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) van het NIP. Haar onderzoek richt zich op recruitment en selectie.

Lees meer van Janneke:

Of lees ook: