Zo dynamisch is de Nederlandse arbeidsmarkt! (in 8 verrassende cijfers)

Peter Boerman Op 19 juni 2017
Gem. leestijd 4 min 5046x gelezen
Deel dit artikel:
Zo dynamisch is de Nederlandse arbeidsmarkt! (in 8 verrassende cijfers)

Dat de Nederlandse arbeidsmarkt dynamisch was, dat wisten we al. Maar zó dynamisch? Da’s toch wel verrassend. De arbeidsmarkt uitgelegd in 8 opmerkelijke cijfers.

Eerder deze maand verscheen van TNO en het CBS een rapport over de dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het rapport, de vierde in een serie, waarbij elke 2 jaar een nieuwe aflevering verschijnt, is in de eerste plaats bedoeld voor beleidsmakers en onderzoekers op dit terrein, aldus het voorwoord. Maar ook voor recruiters staan er genoeg interessante wetenswaardigheden in. Een aantal van de meest opvallende.

#1. Steeds minder vast

Tussen 2006 en 2016 is het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie met 10 procentpunt gedaald, van 71 procent naar 61 procent, oftewel gemiddeld 1 procentpunt per jaar. Als dat zo doorgaat, heeft in 2028 nog minder dan de helft van de Nederlanders een vaste baan.

Als dit zo doorgaat, heeft in 2028 minder dan de helft van de Nederlanders nog een vaste baan

#2. Vooral meer oproepkrachten

Tegenover de daling van het aantal mensen met een vast contract, staat een flinke groei van enerzijds het aantal zelfstandigen (met en zonder personeel), maar anderzijds vooral ook van het aantal mensen met een flexibel dienstverband. Zo’n dienstverband kan een tijdelijk contract zijn, of een variabel aantal uren per week.

Ruim 1,8 miljoen mensen hebben een flexibel dienstverband

Sinds 2006 is het aandeel werknemers met een dergelijk flexibel dienstverband met 6 procentpunt gestegen, van 16 naar 22 procent. Dat zijn ruim 1,8 miljoen werknemers. De grootste groep van hen is in 2016 oproep- of invalkracht. Bijna 3 op de 10 flexwerkers behoren nu tot deze groep.

#3. Steeds minder schoolverlaters

Bedrijven die hun hoop vooral richten op jonge instroom, krijgen het steeds moeilijker. De jeugd ‘droogt op’: al sinds 2010/11 daalt het aantal jongeren dat de schoolbanken verlaat. Was de instroom op de arbeidsmarkt in 2010/2011 nog bijna 190.000 jongeren, in 2014 (waar de laatste cijfers van bekend zijn) was dit gedaald tot onder de 160.000. En dat worden er de komende jaren waarschijnlijk niet meer veel meer.

#4. Steeds meer jobgehop

Zoals dat gaat met een aantrekkende economie: dan neemt ook het verkeer op de arbeidsmarkt weer flink toe. In 2014 was al een stijging te zien van wisseling van werkgever, in 2015 en 2016 zette dat door. Het was voor het eerst sinds 2008 dat die stijging zo sterk zichtbaar was.

Gemiddeld blijkt een werknemer zo eens in de 10 jaar van baan te wisselen

In totaal hadden in 2016 zo’n 646 duizend werknemers een andere werkgever dan het jaar ervoor. Dit is ongeveer 10 procent van alle werknemers die in beide jaren werkzaam waren. Anders gezegd: gemiddeld wisselt een werknemer zo eens in de 10 jaar van baan.

#5. Jonge laagopgeleiden zijn het meest mobiel

Altijd al gedacht dat jongeren vaker van baan wisselen dan ouderen? Dat klopt. En behoorlijk ook. Van de jongeren tussen 15 en 25 jaar wisselde ruim een kwart in 2016 van werkgever. Van de 25- tot 45-jarigen en van de 45- tot 75-jarigen was dit respectievelijk slechts 11 en 4 procent.

ruim een kwart van de jongeren tussen 15 en 25 wisselde in 2016 van baan

Ook vind je meer jobhoppers onder mensen met een flexibele arbeidsrelatie, en (iets meer) onder laagopgeleiden. Van alle mensen die zowel in 2015 als 2016 een baan hadden, wisselde 7 procent vanuit een flexibele baan en 3 procent vanuit een vaste baan. Onder laagopgeleiden was het jobhop-percentage 12 procent, onder hoogopgeleiden 9 procent.

#6. Een heel ander beroep, dat loont het meest

Opvallend: wie erop vooruit wil gaan, kan het best een héél ander beroep bij een andere werkgever proberen te bemachtigen. De werknemers die tussen 2014 en 2015 gewoon in hetzelfde beroep bij hun baas bleven gingen er gemiddeld 5,7 procent op vooruit. Werknemers die hetzelfde beroep bij een andere werkgever gingen uitvoeren, maakten een sprongetje van slechts 2,2 procent; werknemers die binnen hetzelfde bedrijf een ander beroep kregen kenden daarentegen een loonstijging van 6,3 procent.

Een nieuw beroep, een nieuwe baas, en toch in 1 jaar 7,4% meer loon

De echt grote sprongen vind je echter bij de radicale ommezwaaiers: een nieuw beroep, een nieuwe baas, en toch in 1 jaar gemiddeld 7,4 procent meer loon. Beroepen waarin de meeste werknemers van beroep veranderden zijn sportinstructeurs, hulpkrachten in het transport of de logistiek of landbouw en verkopers. Onder jongeren is het aandeel beroepswisselaars – weinig verrassend – het grootst, met 31 procent.

#7. De groei zit echt aan de boven- en onderkant

De groei van de werkgelegenheid zit in Nederland vooral aan de boven- en de onderkant van de arbeidsmarkt. Delen we de arbeidsmarkt op in vijven, met bovenin de 20 procent die het meest verdient en onderin de 20 procent die het minst verdient, dan nemen die beide uiterste groepen het hardst toe, terwijl de middelste 60 procent relatief krimpt.

Tussen 1996 en 2015 bedroeg de groei in de hoogst betaalde beroepen gemiddeld 2,6 procent per jaar, in totaal ruim 60 procent. Dan gaat het bijvoorbeeld om bedrijfskundigen, organisatieadviseurs, financieel-specialisten, economen, juristen, ingenieurs en accountants. De werkgelegenheid in veel van deze beroepen groeide met minstens 5 procent per jaar.

Bij de laagst betaalde beroepen was de groei de afgelopen 2 decennia gemiddeld zo’n 1,6 procent per jaar. Sterke groeiers waren hier de kelners, het barpersoneel, laders, lossers en vakkenvullers. De groei van de beroepen in het middensegment was daarentegen veel geringer, met gemiddeld minder dan 0,5 procent per jaar.

#8. We werken wéér minder uren

Deeltijd is de norm in Nederland. En dat is te zien ook. Het aantal uren dat de gemiddelde werknemer in Nederland werkte, liep tussen 2007 en 2015 terug van 31,4 uur naar 29,4 uur per week, een teruggang van gemiddeld 2 uur per week. Iemand in de beroepsbevolking besteedt dus nog ‘slechts’ 17,5 procent van al zijn tijd aan werk, omgerekend ook wel: 4,2 uur per dag van de week.

Een werknemer besteedt gemiddeld 4,2 uur per dag aan werk

Daar staat overigens wel iets anders tegenover: het percentage werknemers met twee of meer betaalde banen nam tegelijkertijd ook significant toe; tussen 2007 en 2015 van 5 naar 7 procent.

Meer lezen?

Tags:
Deel dit artikel:

Peter Boerman

Hoofdredacteurbij Werf&
Hij heeft eigenlijk nog nooit een vacature uitgezet. En meer sollicitatiegesprekken gevoerd als kandidaat dan als recruiter of werkgever. Toch schrijft Peter Boerman alweer een jaar of 10 over weinig anders dan over de wondere wereld van werving en selectie, in al zijn facetten.
Bekijk volledig profiel

Premium partners Bekijk alle partners