‘Boomers stuk negatiever over Gen Z op de werkvloer dan andersom’

De nieuw aanstormende Generatie Z wordt op social media en in opiniestukken regelmatig weggezet als lui, overgevoelig en zonder veel verantwoordelijkheidsgevoel of weerbaarheid. Ook op de werkvloer blijken deze vooroordelen hardnekkig, blijkt uit nieuw onderzoek van YoungCapital. Daarnaast blijkt dat babyboomers ook een stuk negatiever zijn over de nieuwe generatie dan andersom: van de Gen Z’ers geeft bijna drie kwart (72%) aan positief te zijn over hun onderlinge samenwerking, terwijl dat bij de boomers maar geldt voor minder dan de helft (49%). Daarnaast geeft 39% van Gen Z aan het idee te hebben dat oudere collega’s negatief over hun generatie spreken, terwijl slechts 18% van de boomers ervaart dat jongere collega’s negatief over hen praten.

‘Zo erg als nu hebben we het bij YoungCapital nog niet eerder meegemaakt.’

‘Wij/zij-denken tussen generaties is van alle tijden. Het hoort er blijkbaar bij’, aldus Lauren van der Heijden, CEO van YoungCapital. ‘Maar zo erg als nu hebben we het bij YoungCapital nog niet eerder meegemaakt. Aan de ene kant berekent het CBS dat de jongeren van nu meer werken dan alle generaties die voor hen kwamen. Aan de andere kant zitten we bij steeds meer opdrachtgevers vooroordelen over werkethiek te ontkrachten, nog voordat we er iemand hebben geplaatst. Dat gaat nergens over, en het moet zo snel mogelijk stoppen. Want het is niet productief. Het zorgt voor onrust in organisaties. En het is demotiverend voor jongeren.’

Onderzoek wijst uit dat Gen Z’ers een stuk positiever zijn over boomers dan andersom, maar er gloort hoop op betere samenwerking.

Boomers kunnen nog veel leren

Kunnen die Gen Z’ers dan niks goed doen bij hun oudere collega’s? Zo is het ook niet weer niet, want 69% van de boomers geeft aan wél van jongere collega’s te kunnen leren. Maar paradoxaal genoeg ergert weer bijna de helft van de jongeren (44%) zich aan de betweterigheid van oudere collega’s. Ook hun communicatiestijl roept weerstand op. Boomers zeggen dus wel open te staan voor samenwerking met jongeren, maar die jongeren ervaren dat in de praktijk dus (nog) anders. Jongeren zeggen op hun beurt overigens ook wel graag van hun ervaren collega’s te leren. Maar liefst 86% zegt dit te willen en 41% geeft aan graag deel te nemen aan een mentorprogramma.

‘De onderlinge samenwerking kan alleen groeien als Gen Z echt serieus wordt genomen.’

De bestaande afstand tussen jong en oud, in combinatie met de negativiteit die jongeren over zich heen krijgen via de (social) media, zorgen volgens YoungCapital voor ‘onnodige ruis’. Volgens Van der Heijden gaat het al enorm helpen als boomers meer mét jongere collega’s praten, in plaats van óver ze. ‘Ons doel is om jongeren vooruit te helpen, hun potentieel te benadrukken en tegelijkertijd de samenwerking tussen jong en oud op de werkvloer te verbeteren. Die samenwerking kan echter alleen groeien als Gen Z echt serieus wordt genomen. En als jongeren de ruimte krijgen om niet alleen bij te dragen aan werk, maar ook aan het moderniseren van de werkcultuur.’

Gen Z’er en Boomer hebben al veel gemeen

Het bestaan van de generatiekloof op de werkvloer bevestigen jong en oud. Bijna een derde van zowel de boomers als Gen Z’ers ervaart een afstand tussen hen en de andere generatie. Ook zijn ze het er over eens wat belangrijk is voor een goede samenwerking: wederzijdse waardering, respect en open communicatie. ‘De basis is goed, want de wederzijdse waardering is er al’, aldus Van der Heijden. ‘Jong en oud erkennen elkaars sterke punten, die overeenkomen met hoe over de eigen generatie wordt gedacht. Gen Z blinkt uit in digitale vaardigheden, creativiteit en omgaan met verandering, terwijl oudere generaties geprezen worden om stressbestendigheid, dienstbaarheid en het bespreken van lastige onderwerpen. Opvallend genoeg vinden beide groepen dan weer dat hun eigen generatie beter is in samenwerken.’

‘In een krappe en vergrijzende arbeidsmarkt kun je het je niet veroorloven jong talent af te stoten.’

YoungCapital-oprichter Hugo de Koning, met zijn 44 jaar inmiddels zelf een beetje boomer: ‘In de 25 jaar dat dit bedrijf bestaat, heb ik verschillende generaties zien opkomen. Dat gaat altijd gepaard met wat ups en downs. Je moet een tijdje aan elkaar wennen. Daar heb ik zelf ook wel eens mee geworsteld. Maar het gaat erom dat je snel die knop omzet. Dat je verder kijkt dan je eigen aannames en met open vizier het gesprek aangaat. Eigenlijk is het heel simpel. In een krappe en vergrijzende arbeidsmarkt kun je het je niet veroorloven om jong talent af te stoten door miscommunicatie of onderlinge irritaties tussen generaties. We hebben hun mindset, kennis en energie keihard nodig. Zonder jongeren dalen innovatie, productiviteit en betrokkenheid. Daarom is een cultuur stimuleren waarin jong en oud en elkaar versterken essentieel voor het succes en de toekomstbestendigheid van organisaties.’

Lees ook

Het is nu officieel: blue collar is moeilijker te werven dan white collar

Het is misschien een beetje ongemerkt gegaan, maar de strijd op de arbeidsmarkt is de laatste jaren steeds meer een slag om de schaarse praktisch opgeleide geworden. Het werven van zogeheten blue collar-medewerkers is dan ook tegenwoordig moeilijker dan het aantrekken van nieuwe white collar-collega’s, blijkt uit de eerste resultaten van het binnenkort te verschijnen Stand van Werven-onderzoek, waarvoor onder meer 200 recruiters en wervingsprofessionals hebben meegedaan die zowel blue collar als white collar workers werven.

Wie zijn moeilijker te werven: blue collar of white collar-medewerkers? Uitgebreid recent onderzoek onder Nederlandse recruiters is er duidelijk over: de eerste groep is het moeilijkst om aan te trekken. Wat is daaraan te doen?

Bijna de helft van de deelnemers (45%) geeft daarin aan dat blue collar het moeilijkst om te werven is, tegen slechts 19% die zegt dat juist white collar lastiger te vinden is. Van de diverse groepen ondervraagde wervingsprofessionals geven de bureaurecruiters het kleinste verschil aan in moeilijkheidsgraad: 29% vindt blue collar-medewerkers het lastigst om te werven, terwijl 19% juist kiest voor white collar. De rest (52%) zegt hier dat het hen weinig uitmaakt, wat bij de totale groep zo’n 35% is. Bij profit en non-profit werkgevers is de uitkomst echter helder: over hoe blue collar aan te trekken, zitten ze veel vaker met de handen in het haar.

Corporates kunnen leren van bureaus

Dat bureaus gunstig afsteken tegen de corporates is wel verklaarbaar. De afgelopen decennia hebben corporates het werven van blue collar workers vaak uitbesteed aan (uitzend)bureaus. Die hebben daar dan ook meer ervaring mee en meer instrumenten voor tot hun beschikking. Bureaus hebben niet alleen rijker gevulde talentpools, zij weten ook wat effectiever is om juist de blue collar workers te werven. Zij kennen de jobboards, cv-databases en (social media) kanalen waar deze groep wél te vinden is, en vertrouwen daarin veel minder op (alleen) LinkedIn of Indeed, die zich meer richten op white collar workers werven en sourcen.

Daar ligt een deel van de verklaring, maar de verklaring is natuurlijk breder. Zo zijn goede bureaus vaker beter geautomatiseerd, zien ze de businesscase van goed werkgeverschap bij deze doelgroep, hebben ze ook vaker internationale wervingservaring en tegenwoordig zetten ze ook eerder A.I. in. Maar ook weten ze dat voor het werven van blue collar medewerkers je ook echt uit een ander vaatje moet tappen. Denk bijvoorbeeld aan:

  • Aanpassen vacatureteksten (korter, andere woordkeuze)
  • Spelen met voorkeurstalen, omdat voor een deel van de doelgroep de Nederlandse taal niet hun primaire voorkeurstaal is
  • Meer gebruik van beeld, video
  • Solliciteren zonder cv (en motivatie)
  • Mobile first
  • Inzet van chat (incl. Telegram)
  • Duidelijkheid over salaris en betalingsvoorwaarden
  • Referral strategie en aantrekkelijke aanbrengbonussen

Werf& Nieuwsbrief - Inschrijven

"*" geeft vereiste velden aan

Nieuwsbrief*
Nieuwsbrief*
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Andere spelregels

De spelregels voor het werven van blue collar workers zijn dus ánders, maar niet noodzakelijkerwijs moeilijker. Het ontbreken van (praktijk)kennis en ervaring maakt het alleen op de korte termijn moeilijker voor profit en non-profit werkgevers. Net als de bias en vooroordelen die er nog steeds binnen organisaties zijn over lager opgeleiden (ik kies hier bewust het woord ‘lager opgeleid’. Het is natuurlijk ‘praktisch opgeleid’, maar dat is nog niet in alle managementlagen doorgedrongen…).

De spelregels voor het werven van blue collar workers zijn dus ánders, maar niet noodzakelijkerwijs moeilijker.

Waar uitzendbureaus gespecialiseerd in het werven van blue collar workers inmiddels aan het upscalen zijn naar detacheringsbureaus en deze schaarse doelgroep voor steeds hogere en aantrekkelijkere tarieven in de markt weten te zetten, proberen werkgevers blue collar workers nog steeds te duwen in vastgeroeste schalen met grote inkomensverschillen op basis van opleidingsniveaus. Wake up… Dat gaat niet (meer) werken. Deze doelgroep moet, gezien het organisatiebelang en schaarste op de arbeidsmarkt, minimaal hetzelfde aangeboden krijgen als hun white collar-collega’s. Waarbij een vast contract randvoorwaarde is.

Nog wat strategieën

Wil je de harten winnen van blue collar workers, zijn er verschillende succesvolle strategieën om ze te werven. Hieronder staan er een aantal:

  • Mobile: visueel en goede UX/UI
  • Meertalig en voorleesfunctie
  • Zelfroosteren
  • Direct uitbetalen van overuren
  • Snelheid en snel zekerheid bieden
  • Naar de doelgroep luisteren, serieus nemen en waarderen
  • Kleine extra (financiële) dingen bieden
  • Aandacht voor familie en familie-omstandigheden
  • Extra (directe) hulp, bijvoorbeeld rond wonen, schulden en andere uitdagingen
  • Tekengeld
  • Verkopen van papaverlof-dagen
  • Goede koffie en goede wifi.
  • Mogelijkheid tot parttime werken (op- en afschalen van uren), zeker voor mannen

En zo zijn er nog veel meer te bedenken. Maar het begint met het net zo serieus nemen van blue collar workers als white collar workers. Een paar dagen zelf meewerken, van schoonmaken tot en met kabels trekken, is voor recruiters een must. Weten wat er speelt, wat de motieven zijn en hoe je de doelgroep weet te binden. Want één ding is zeker: blue collar workers – mits ze op de juiste plek zitten – zijn loyaler en minder (actief of latent) baanzoekend dan white collar workers. Dat laatste is natuurlijk ook een reden waarom het lastiger is om blue collar workers te werven… ze bewegen gewoon minder op de arbeidsmarkt.

Meer over Blue collar Recruitment?

Het eerste grote fysieke Werf&-event van het jaar gaat over blue collar & volume recruitment. Dit evenement brengt kennis en expertise van vooraanstaande sprekers samen, presenteert concrete casestudy’s en introduceert innovatieve technologieën om deze specifieke uitdagingen aan te pakken. Met sprekers van bijvoorbeeld BAM, NS, Alliander, DHL, A.S. Watson en CSU. Dus dat belooft wat!

Inschrijven

Meer over de Stand van Werven?

Meld je nu aan en krijg straks als eerste alle resultaten.

Stand van Werven

Lees ook

 

Rara, wie is de echte senior op de arbeidsmarkt?

Wanneer ben je junior, medior of senior op de arbeidsmarkt? Is dat gebaseerd op leeftijd, jaren werkervaring, jaren relevante werkervaring, aantal uren gewerkt of gedeclareerd of misschien op het aantal certificaten dat je hebt gehaald? Mag je jezelf expert, (super)specialist, of professional noemen of ben je dat omdat je nu eenmaal in die schaal past? Wanneer ben je wie je zegt dat je bent? En wanneer is het vooral een mooie marketing-functienaam, zoals senior vice president?

Vaak is ‘senior’ vooral een marketing-functienaam, zoals senior vice president.

Nog los van de vraag of je deze termen mag gebruiken in bijvoorbeeld arbeidsmarktcommunicatie in het kader van ‘leeftijdsdiscriminatie’, zit het HR- en recruitmentjargon vol met termen die vergelijkbaar zijn met junior, medior en senior. Het is enerzijds vooral een duiding van skills en ervaring, nog meer dan een duiding van leeftijd. Al kunnen we niet ontkennen dat ‘junior’ nagenoeg altijd duidt op jongere mensen die net in een bepaald vak zitten en de term ‘senior’ op de arbeidsmarkt is gereserveerd voor mensen die al meer vlieguren op de teller hebben. Al ben je in het ene beroep al binnen enkele jaren senior (al dan niet door jezelf zo benoemd) en kan dat in andere vakgebieden juist tientallen jaren duren.

Dekt de lading niet meer

De duiding van junior, medior en senior wordt al zeker gebruikt vanaf de jaren 80 en is sterk aangejaagd door de IT- en consultancysector. In de jaren 80 stroomden de meeste mensen nog uit voor hun zestigste levensjaar. Tegenwoordig werken niet alleen veel méér mensen, maar ze werken ook gemiddeld meer dan 10 jaar lánger dan in de jaren 80. Je bent op de arbeidsmarkt dus sowieso 10 jaar langer ‘senior’… Tijd voor een herijking van het begrip dus. Te beginnen door te kijken naar de ervarings- en leeftijdsverdeling van de Nederlandse beroepsbevolking (in loondienst):

Daarbij valt meteen op dat het model helemaal krom gaat omwille van ‘de vergrijzing’. Een kwart van de Nederlandse beroepsbevolking in loondienst heeft meer dan 30 jaar ervaring. En ruim 1/3 is ouder dan 50 jaar. Nu wordt in elk arbeidsmarktcommunicatiemodel de groep vanaf 11 jaar werkervaring al geduid als senior. En dat is hier dan maar liefst 71% van het totale aanbod. Het oranje gedeelte zijn de juniors die je nog kunt opdelen in starters (0-2 jr) en young professionals (3-5 jr). In totaal vormt deze groep zo’n 15% van het totaal. De mediors vormen dan de overige 14% van het aanbod (de groene balk).

We moeten daarom een nieuwe term vinden om de tussenfase tussen 11 en 30 jaar werkervaring te beschrijven.

Dat seniors meer dan 70% uitmaken van de beroepsbevolking klopt simpelweg niet en is ook qua arbeidsmarktcommunicatie niet goed uit te leggen, omdat het meerdere levensfases bestrijkt van mensen met andere wensen en voorkeuren gericht op werk, pullfactoren en arbeidsvoorwaarden. We moeten daarom een nieuwe term vinden om de tussenfase tussen 11 en 30 jaar werkervaring te beschrijven, of de midcareer fase, die voor bepaalde doelgroepen al ergens voor het 30ste levensjaar begint, maar die ik nu gemakshalve lichtpaars heb gemaakt bij de leeftijd 30 tot 49 jaar (ongeveer vergelijkbaar met het ervaringsgedeelte 11 tot 30 jaar).

Kunnen we nieuwe categorieën definiëren?

Dat de termen junior, medior en senior niet meer voldoen als sluitende categorieën op de arbeidsmarkt moge duidelijk zijn. We zouden de term medior nog iets verder kunnen oprekken tot bijvoorbeeld 15 jaar werkervaring, maar ook dan houden we nog steeds (te) veel seniors. Logischer zou het zijn als we terugvallen op levensfase (sterk bepalend voor voorkeuren met betrekking tot werk, werkgever, werktijden en arbeidsvoorwaarden), levensvoorkeur (gezin, alleenstaand, mantelzorg, work/life balance), relevante werkervaring en gender.

Op elke doelgroep en alle gekozen criteria is natuurlijk iets af te dingen, daar ben ik me van bewust.

Gender lijkt misschien een vreemde eend in deze bijt, maar is qua voorkeursgedrag op de arbeidsmarkt sterk bepalend over hoe naar werkgevers en banen wordt gekeken, al dan niet in relatie met zorg & arbeid en het hebben van een gezin.

Een alternatieve classificatie

Om een beetje gevoel te krijgen met een nieuwe onderverdeling op de arbeidsmarkt, heb ik dan ook een aantal ‘nieuwe’ doelgroepen gedefinieerd op basis van mijn eigen ervaring. Op elke doelgroep en alle gekozen criteria is natuurlijk iets af te dingen, daar ben ik me van bewust. Maar het is een data-avontuur en laat ons eens kijken waar het ons brengt, als we kijken naar een aantal belangrijke pullfactoren en arbeidsvoorwaarden van deze doelgroepen.

  • Starter: Minder dan 5 jaar werkervaring en jonger dan 24 jaar
  • Young Professional: Minder dan 3 jaar werkervaring en HBO-opleiding of hoger
  • Tweede/derde Stapper:  3 tot 10 jaar werkervaring en ouder dan 24 jaar
  • Professional: Meer dan 10 jaar werkervaring en jonger dan 40 jaar
  • Midcareer: Tussen de 30 en 45 jaar
  • Specialist: Meer dan 10 jaar ervaring in het specifieke vakgebied en ouder dan 35 jaar
  • Manager: Leidinggevend en ouder dan 30 jaar
  • Principal/Lead: Meer dan 20 jaar werkervaring en ouder dan 45 jaar
  • Senior: Ouder dan 55 jaar

Hoe meer ervaren, hoe minder actief

Dat de arbeidsmarktactiviteit afneemt naarmate de werkervaring en leeftijd toeneemt, was al bekend. Tegelijkertijd zien we dat deze groep ook steeds minder of zelfs nooit wordt benaderd door werkgevers en recruiters. Dat heeft overigens niet zozeer te maken met hun ruime ervaring, maar vooral omdat deze groep minder actief op zoek is naar een baan, en zo ook onbereikbaar en onvindbaar is op de arbeidsmarkt, zoals op werk.nl, Indeed of LinkedIn. Vooral de principals en specialisten vertonen daarbij ook vaak het arbeidsmarktgedrag van seniors. Professionals, managers, en midcareers vertonen juist meer het gedrag van de mediors.

Salaris voor iedereen het belangrijkst

Van de bijna 50 drijfveren die Intelligence Group uitvraagt in zijn arbeidsmarktonderzoeken, heb ik er enkele uitgepakt die veel variatie laten zien. Maar laat ik beginnen met één drijfveer die slechts een zeer beperkt verschil over levensfases en leeftijden kent, en dat is: een goed salaris. Jong of oud, manager of medewerker, met of zonder kinderen, praktisch of theoretisch opgeleid, over één ding is iedereen het eens: het salaris moet hoe dan ook goed zijn.

Jong of oud, over één ding is iedereen het eens: het salaris moet hoe dan ook goed zijn.

Maar kijken we verder, dan lopen de groepen snel uit elkaar. Zo wint de pensioenregeling aan belang naarmate de werkervaring toeneemt. Bij professionals en midcareers is dat beduidend minder dan voor de senior groep: voor hen telt juist het belang van een vast contract (en daarmee uitzicht op de huizenmarkt). Starters en young professionals lopen minder warm voor een vast contract (ze bewegen toch veel meer of werken met hybride contracten) of pensioenregeling. Vooralsnog denken ze te moeten werken tot hun 68ste, maar gezien de vergrijzing en groeiende gezondheid kan dit zomaar eens worden opgerekt tot hun 72ste – of zelfs meer.

Oud wil parttime, jong doorgroei

Bij ‘doorgroeimogelijkheden’ zijn de verschillen nog groter. Tot en met midcareer zijn doorgroeimogelijkheden erg belangrijk. Maar voor specialisten, principals en seniors zijn ze nauwelijks nog belangrijk. Dat is echt een onderscheidend kenmerk om te gebruiken in je arbeidsmarktcommunicatie. Evenals dat ‘aansluiting bij persoonlijke idealen’ voor de meesten op de arbeidsmarkt niet tot de belangrijkste drivers behoort, maar bij starters en young professionals wel beduidend meer dan bij seniors. Dit komt overeen met constateringen in de media, al kiezen nog steeds de meesten eerder voor vliegen naar Ibiza dan gaan zitten op de A10.

Jongeren hebben niet per se een voorkeur voor parttime werken.

Een ander voorbeeld: parttime werken. Zowel de data van het CBS als van Intelligence Group laten telkens zien dat de jongeren niet per se een voorkeur hebben voor parttime werken. Dit komt in de praktijk juist meer terug bij de groep met meer werkervaring, lees: de 50-plussers. Jongeren willen graag 32, 36 of 40 uur in de week werken. Maar uren moeten van hen wel betaald worden, evenals overuren. Dit was anders voor de X’ers en de Boomers.

Maar dat zij zoveel uren ‘gratis’ werkten voor hun werkgever, mag geen verwijt zijn aan Gen Z of de millenials dat zij niet hard willen werken. Dat willen ze best, zolang ze maar ervoor betaald krijgen. Zijn de Z’ers en millennials zo slim of de X’ers en Boomers zo dom (geweest)? Ik kan de nieuwe generatie in elk geval geen ongelijk geven en elke werkgever die overuren gaat uitbetalen, bij voorkeur dezelfde dag, wint het hart van de doelgroep.

Senior? Vanaf 30 jaar ervaring…

Na deze eerste verkennende analyse durf ik het aan dat er sowieso een vierde categorie van midcareers moet worden toegevoegd aan het standaard rijtje junior/medior/senior. En senior zou dan wat mij betreft moeten beginnen vanaf 30 jaar ervaring (of 50 jaar in leeftijd). Deze analyse gaat een vervolg krijgen. Niet alleen op leeftijd of werkervaring, maar ook andere voorspellende zaken op de arbeidsmarkt. Want met 71% seniors op de arbeidsmarkt zijn we nu veel te vergrijsd en laten we kansen liggen op de ruggengraat van de arbeidsmarkt: de midcareers. En tweede en derde stappers zijn een veel leukere benaming voor mediors.

Kortom: 2025 gaat nog een leuk jaar worden…. Happy new year!

Lees ook

Nieuw onderzoek onder recruiters: ‘Geen flexibiliteit? Dan haken sollicitanten snel af’

Flexibiliteit, vooral om waar en wanneer je wil te werken, blijkt in de huidige tijd een steeds belangrijker arbeidsvoorwaarde. Bedrijven die hun werknemers verplichten om 5 dagen per week op kantoor te werken, lopen een steeds groter risico om talent te verliezen. Onder recruiters ziet 67% een stijging in het aantal sollicitanten dat weg wil bij werkgevers die een volledige kantoorweek opleggen. Bovendien meldt 75% dat sollicitanten functies afwijzen die geen hybride werkopties bieden, terwijl 72% zegt dat bedrijven die geen hybride werken aanbieden minder concurrerend worden op de arbeidsmarkt.

Ruim driekwart gaf aan dat een werkplek dichter bij huis een prioriteit is bij hun volgende carrièrestap.

Een en ander blijkt uit nieuw onderzoek van – toegegeven: de niet geheel onafhankelijke – International Workplace Group. De bekende aanbieder van flexibele werkplekken via merken als Regus en Spaces had hiervoor zo’n 500 recruiters ondervraagd. Uit eerder IWG-onderzoek dit jaar bleek al het belang dat flexibiliteit onder werknemers heeft: 46% van de ondervraagden zonder thuiswerkmogelijkheden zei actief op zoek te zijn naar een nieuwe baan zonder dagelijkse pendelplicht. En ruim driekwart (77%) gaf aan dat een werkplek dichter bij huis een prioriteit is bij hun volgende carrièrestap.

Verhoogde retentie

Nog iets eerder dit jaar had IWG ook 500 Nederlandse CEO’s ondervraagd. Ook zij zien het belang van flexibiliteit in de arbeidsvoorwaarden steeds meer in. Zo zegt 77% van hen een verhoogde retentie van personeel te zien sinds de invoering van hybride werken. Ook helpt hybride werken bij het aantrekken van nieuw talent: 76% van de CEO’s zegt dat het hen heeft geholpen het beste personeel te werven, en 72% geeft aan hierdoor een meer diverse groep medewerkers te hebben aangenomen. Hybride werken lijkt dan ook een blijvertje: bijna driekwart (74%) van de CEO’s denkt dat hun bedrijf over 5 jaar nog steeds zo zal opereren.

Bijna driekwart van de CEO’s denkt dat hun bedrijf over 5 jaar nog steeds hybride zal opereren.

In het werknemersonderzoek zegt 55% zich beter ondersteund te voelen als hun werkgever hen de mogelijkheid gaf om vanuit een lokale flexibele werkplek te werken. De mogelijkheid om afscheid te nemen van het lange dagelijkse woon-werkverkeer is dan ook voor steeds meer werknemers een belangrijke wens, concludeert IWG-CEO Mark Dixon. Het is daarom slim als werkgevers dat omarmen, vindt hij. ‘Flexibel werken biedt hen veel meer voordelen dan alleen het behoud van werknemers. Het is bewezen dat het hybride model de productiviteit en werktevredenheid verhoogt en tegelijkertijd de kosten aanzienlijk verlaagt.’

Lees ook

38% zzp’ers blijkt al opdrachten mis te lopen door naderende handhaving Wet DBA

De onzekerheid rond de opheffing van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 heeft een grote impact op de arbeidsmarkt. Uit een nieuwe meting van HR-techdienstverlener HeadFirst Group, onder 1.201 zelfstandig professionals, blijkt dat inmiddels 38% van hen zegt hierdoor 1 of zelfs meerdere opdrachten mis te lopen. Dit is een sterke toename ten opzichte van de 25% die in september 2024 werd gemeten. Daarnaast overweegt nu 18% van de zelfstandigen te stoppen met ondernemen, een stijging van 15% ten opzichte van eerder dit jaar.

Maar liefst 3 op de 4 zzp’ers denkt dat het na 1 januari 2025 moeilijker wordt om opdrachten te vinden.

Naast de directe gevolgen groeit ook de bezorgdheid over de toekomst. Waar in september 57% van hen nog verwachtte dat het na 1 januari 2025 moeilijker zou worden om opdrachten te vinden, is dit nu gestegen naar maar liefst 74%. HeadFirst Group-CEO Marion van Happen spreekt dan ook haar zorgen uit. ‘Deze cijfers laten zien dat de onzekerheid in de markt groeit. Zowel zelfstandigen als opdrachtgevers ervaren nog steeds onduidelijkheid en complexiteit, wat leidt tot terughoudendheid. Dit is een zorgwekkende trend die we gezamenlijk moeten aanpakken, om zo de rust te bewaren op een krappe arbeidsmarkt.’

Onduidelijkheid als knelpunt

Van Happen noemt het ‘essentieel dat organisaties hun processen op orde krijgen, in gesprek gaan met zzp’ers en realiseren dat het na 1 januari 2025 gewoon nog mogelijk is om zzp’ers op een effectieve en verantwoorde manier in te huren voor opdrachten. Als HR-dienstverlener ondersteunen wij hier graag bij.’ De Rijksoverheid lanceerde in september een publiekscampagne om zzp’ers en opdrachtgevers te informeren over de opheffing van het handhavingsmoratorium, en de Belastingdienst publiceerde een afwegingskader om zo meer duidelijkheid te verschaffen over het beoordelen van een arbeidsrelatie.

‘Het afwegingskader is te algemeen, alle criteria zijn multi-interpretabel.’

Daarnaast werkt de Belastingdienst intensief samen met brancheverenigingen en koepelorganisaties om de boodschap verder te verspreiden. Hierdoor is ruim 80% van de zelfstandig professionals nu goed op de hoogte van wat er verandert per 1 januari 2025. Toch biedt het afwegingskader op de site van de Belastingdienst volgens veel van hen weinig verlichting: slechts 15% geeft aan dat het kader duidelijkheid schept over hun arbeidsrelatie. Eén respondent verwoordde het als volgt: ‘Het afwegingskader is te algemeen, alle criteria zijn multi-interpretabel en het biedt geen concrete handvatten voor specialistische of langdurige opdrachten.’

Oproep tot actie en samenwerking

Met de naderende verandering roept Van Happen op tot rust bij opdrachtgevers en zzp’ers, duidelijke informatievoorziening en intensieve samenwerking tussen overheid, marktpartijen, brancheverenigingen en maatschappelijke organisaties. ‘De snelle ontwikkelingen vragen om voortdurende monitoring, goede onderlinge communicatie tussen de betrokken partijen en tijdige acties om de impact te beperken’, zegt ze. ‘Als grote HR-dienstverlener willen wij onze verantwoordelijkheid blijven nemen door opdrachtgevers, leveranciers en zelfstandigen te ondersteunen met actuele informatie, helder advies en praktische oplossingen.’

Lees ook

Slechts 3% van alle HR-managers ziet cv liefst helemaal verdwijnen

Het cv is in de recruitmentwereld al langer een heet hangijzer: kan het nou beter verdwijnen of niet? Kun je er überhaupt kandidaten op selecteren? Of leveren ze daarvoor te onduidelijke, onnauwkeurige en ondoorzichtige indicatoren? Nieuw onderzoek, van Pro Contact, laat zien dat veel HR-managers wel de onvolkomenheden in het cv herkennen, maar dat toch slechts een schamele 3% het instrument het liefst helemaal zien verdwijnen uit het recruitmentproces.

Bijna 1 op de 3 zegt juist liever geen onderdelen van het cv te zien verdwijnen.

Zo is de meerderheid (53%) van de ruim 500 respondenten van mening dat je echt talent pas kunt ontdekken als je een cv met een korrel zout bekijkt. Bijna een kwart (23%) vindt een foto meesturen bij het cv ook onnodig en ziet dit liever verdwijnen, zodat ze kunnen voorkomen dat uiterlijk een rol speelt. Hetzelfde geldt voor onderdelen op het cv zoals werkervaring die niet relevant is voor de functie (23%), nationaliteit of etniciteit om vooroordelen te verminderen (19%) en werkervaring van meer dan 10 jaar geleden (18%). Aan de andere kant zegt bijna 1 op de 3 (32%) juist liever geen onderdelen van het cv te zien verdwijnen.

Bullshit-banen

De onderzoekers vroegen ook in hoeverre organisaties zogenoemde ‘bullshit-banen’ in stand houden, een vervolg op een eerder onderzoek van Pro Contact dit jaar. Uit het onderzoek blijkt nu dat 64% van de HR-managers stelt dat binnen hun organisatie met gemak banen geschrapt kunnen worden zonder dat dit impact heeft op de dienstverlening. Ook geeft 30% aan dat zij zich wel eens ervoor schamen dat er binnen hun organisatie dit soort banen bestaan. Daarnaast zegt een kwart van de HR-managers (25%) zich gedwongen te voelen om banen in stand te houden die ze juist eigenlijk liever zien verdwijnen.

‘Organisaties zouden bestaande banen wel eens goed onder de loep mogen nemen.’

‘We kunnen concluderen dat organisaties bestaande banen wel eens goed onder de loep mogen nemen’, aldus Noud Baijens, oprichter en eigenaar van Pro Contact. ‘Waarom banen in stand houden die nutteloos voor je bedrijfsvoering zijn, terwijl er ondertussen sectoren zijn die de mensen keihard nodig hebben? Organisaties bewijzen zichzelf een grotere dienst door deze banen te schrappen en talent in te zetten daar waar het écht verschil maakt, zowel binnen de organisatie als sectoren die schreeuwen om capaciteit.’

Lees ook

De Stand van Werven 2024: ‘Niet bang voor A.I., wel voor iemand die er goed mee kan omgaan’

Het onderzoek loopt nog steeds. Meedoen is nog altijd mogelijk, en ook sterk aanbevolen. Maar uit de eerste (tussen)resultaten van de nieuwe editie van het onderzoek De Stand van Werven blijken al wel een paar interessante bevindingen. En dan met name op het gebied waar het de opkomst van A.I. betreft. De bekende uitspraak ‘A.I. zal jou niet vervangen, maar iemand die weet hoe het goed te gebruiken wél’ lijkt bij de deelnemende recruiters in elk geval goed doorgedrongen. Bang voor A.I. zijn ze namelijk nauwelijks, maar wél voor mensen die er goed mee weten om te gaan.

Zo werd bijvoorbeeld gevraagd: ‘Kun je aangeven in hoeverre je het eens bent met de stelling “A.I. zal binnen 5 jaar de meeste taken van mij (als recruiter) overnemen”?’ Daarop antwoordde ruim twee derde van de respondenten tot nu toe het hiermee (helemaal) oneens te zijn, terwijl slechts 10% deze stelling wel zei te onderschrijven. De vrees om overbodig te worden zit er dus (nog) niet echt in bij de meeste recruiters.

Iemand die A.I. gebruikt wél

Maar hoe anders is dat als ze de stelling krijgen voorgelegd: ‘Kan je aangeven in hoeverre je het eens bent met de stelling: “Niet A.I., maar een professional die A.I. beheerst zal binnen 5 jaar de meeste taken van mij (als recruiter) overnemen”?’ In dat geval zegt 57% het daar (helemaal) mee eens te zijn, en is plots slechts 22% ervan overtuigd dat die A.I.-gebruikende professional geen gevaar zal zijn voor de eigen taken de komende 5 jaar.

Verrassend, maar ook logisch

Een verrassend resultaat misschien, maar ook een resultaat dat aansluit bij veel andere bevindingen. Zo bleek uit de recente tiende KPMG CEO Outlook, een jaarlijks internationaal onderzoek onder ruim 1.300 CEO’s van bedrijven met een jaaromzet van 500 miljoen dollar of meer, ook al dat CEO’s graag veel investeren in de ontwikkeling van A.I., maar dat tegelijkertijd 76% denkt dat de inzet ervan géén negatieve impact zal hebben op de werkgelegenheid binnen hun organisaties.

'A.I. zal jou niet vervangen, maar iemand die weet hoe het goed te gebruiken wél.' Het is een alarmbel die we steeds vaker horen. Ook recruiters lijken dit goed te beseffen, blijkt uit de eerste - voorlopige - resultaten van de nieuwe Stand van Werven.

Of dat ook zo zal gelden voor recruitment? Daarover lopen de internationale meningen overigens wel behoorlijk uiteen. Zo vertelde de internationaal bekende recruitmentgoeroe John Vlastelica tijdens LinkedIn’s Talent Connect in oktober nog over een organisatie die 30 miljoen dollar op jaarbasis had bespaard door 400 recruiter-functies te schrappen, die door automatisering en A.I. overbodig waren geworden. Tegelijkertijd had deze organisatie de time-to-hire teruggebracht van 11 naar 3 dagen. Toch iets om je als menselijke recruiter zorgen over te maken, zou je zo kunnen concluderen…

Tools te over

En dan zijn er ook nog steeds meer techbedrijven die claimen het volledige recruitmentproces te kunnen automatiseren. Zoals onlangs weer het wereldwijde HR-platform Remote, dat deze week Recruit AI introduceerde, een nieuwe generatie van A.I.-gedreven tools om bedrijven te helpen bij de huidige arbeidsmarkt. Een van de eerste beschikbare functionaliteiten is Matches, een nieuwe manier om openstaande functies in te vullen met wereldwijd toptalent, afkomstig uit Remote’s pool actieve, gekwalificeerde werkzoekenden. Andere recente A.I.-procestools kwamen onder meer van Carv en LinkedIn. Maar er zijn er natuurlijk nog véél meer.

Er zijn steeds meer techbedrijven die claimen het volledige recruitmentproces te kunnen automatiseren.

Het onderzoek van De Stand van Werven probeert meer zicht te krijgen op dit soort ontwikkelingen, maar ook op veel meer trends en prioriteiten van professionals in recruitment en arbeidsmarktcommunicatie. Verwacht je komend jaar meer aandacht voor employer branding of juist minder? Welke kanalen zet je hiervoor in? Worden referral en onboarding komend jaar prioriteiten? En waarmee denk je de directie het meest te kunnen overtuigen? Het zijn zomaar een paar vragen die je in het onderzoek kunt tegenkomen, en waarvan de volledige resultaten begin 2025 naar buiten zullen komen.

Win een bioscoopbon

Je kunt overigens nog meedoen aan dit onderzoek door het invullen van een korte vragenlijst. Het invullen beslaat maximaal 10 minuten van je tijd en inspireert je meteen voor jouw plannen het komende jaar. Als dank voor je deelname krijg je als eerste inzage in de resultaten van het onderzoek. Daarnaast maak je kans op 1 van de 5 vrijkaarten voor een ééndaagse opleiding naar keuze bij de Academie voor Arbeidsmarktcommunicatie of toegang tot een Werf&-event, of 1 van de 25 bioscoopbonnen van 40 euro.

Stand van Werven

'A.I. zal jou niet vervangen, maar iemand die weet hoe het goed te gebruiken wél.' Het is een alarmbel die we steeds vaker horen. Ook recruiters lijken dit goed te beseffen, blijkt uit de eerste - voorlopige - resultaten van de nieuwe Stand van Werven.

Lees ook

Beeld boven

‘Hoe vacatures zijn geschreven leidt al tot scheve verdeling van mannen en vrouwen’

Zie je een vacature voor een baan in de zorg of het onderwijs? Dikke kans dat die parttime wordt aangeboden. Maar staat er daarentegen een baan open in de techniek of de ICT? Dan gaat het veel eerder om een functie waarvoor je 40 uur op kantoor wordt verwacht. Op die manier versterken vacatureteksten alleen de scheve verdeling tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, aldus Esmée Schregardus, Ruth van Veelen, Melissa Vink en Belle Derks, die hierover schrijven in het meest recente nummer van het Tijdschrift voor HRM.

‘Als werkgevers vacatures aantrekkelijker maken voor iedereen, kunnen we ook de tekorten op de arbeidsmarkt oplossen.’

‘Vacatureteksten moeten genderneutraal zijn en flexibele arbeidsvoorwaarden bieden. Dit is essentieel voor het doorbreken van traditionele gendernormen en het bevorderen van een meer diverse werkplek’, aldus onderzoeker Esmée Schregardus. Dit is volgens haar niet alleen goed voor de inclusiviteit, maar helpt ook om de steeds groter wordende personeelstekorten in sectoren zoals zorg en techniek aan te pakken. Twee vliegen in één klap dus. ‘Als werkgevers vacatures aantrekkelijker maken voor iedereen, kunnen we niet alleen de gendergelijkheid bevorderen, maar ook de tekorten op de arbeidsmarkt oplossen.’

Flexibiliteit vs beschikbaarheid

Voor het onderzoek werden niet alleen 8 HR-professionals geïnterviewd, maar deden de onderzoekers ook een tekstanalyse op 160 verschillende vacatureteksten. Hieruit blijkt niet alleen een fulltime/parttime-verschil. In de meer feminiene beroepen als de zorg en het onderwijs waren ook meer passages terug te vinden over flexibiliteit, terwijl bij de meer masculiene beroepsgroepen als de techniek en de ICT de beschikbaarheid van de kandidaat meer aandacht kreeg.

‘We moeten niet alleen kijken naar inclusief taalgebruik, maar ook naar gendernormen in vacatures.’

Dit is ergens ook wel verklaarbaar: deze sectoren kennen namelijk van oudsher al een behoorlijk sterke ‘gendersegregatie’: in de techniek is ruim 80% fulltime werkende man, in de zorg is ruim 80% (parttime werkende) vrouw. ‘Om tal van sociaaleconomische redenen is deze situatie echter onwenselijk’, aldus de onderzoekers. Daarom zou het volgens hen goed zijn in vacatureteksten niet alleen te kijken naar ‘genderinclusief taalgebruik’ (neutraal taalgebruik dat niet impliceert dat een bepaald geslacht of gender de norm is), maar ook meer naar de ‘gendernormen’ die in de vacatures doorschemeren.

Innovatie mogelijk

Als het lukt meer inclusieve werving- en selectiemethoden te hanteren, lukt het mogelijk een grotere groep potentiële werknemers aan te trekken, aldus Schregardus. En juist in de 4 genoemde sectoren is dat nodig, want zowel de zorg, het onderwijs, de ICT en de techniek kampen met flinke personeelstekorten. En mocht het lukken meer ‘inclusief’ te gaan werven, dan is dat volgens de onderzoeker ook ‘vanuit een innovatie-perspectief verstandig, omdat onderzoek laat zien dat een bedrijf met een meer divers personeelsbestand de potentie heeft om effectiever en innovatiever te worden.’

Pas als de interviewer dit onderwerp ter sprake bracht, antwoordden alle geïnterviewden dat dit oja, een groot probleem is.

Opmerkelijk in het onderzoek is dat dit de ondervraagde HR-professionals dit weinig onderkennen. Op de vraag: ‘’ verwees geen van de geïnterviewden spontaan naar een gebrek aan genderdiversiteit. Dus in mannenberoepen werd niet ‘vrouwen’ geantwoord, en andersom evenmin. Pas als de interviewer dit onderwerp ter sprake bracht, antwoordden ze allemaal dat het oja, een groot probleem is, en oja, dat ze dit natuurlijk ook heel belangrijk vinden. ‘Opvallend’, aldus de onderzoekers, die het daarbij ook ‘aannemelijk’ noemen dat er bij de vacatureteksten vervolgens dus ook weinig aandacht zal zijn om ze aantrekkelijker te maken voor de ondervertegenwoordigde gendergroepen.

ICT voor nerds, school voor juffen

Stereotypes zijn sterk en hardnekkig, merken de onderzoekers. En bovendien versterken ze zichzelf ook nogal eens. Ze kwamen bijvoorbeeld uitspraken tegen als en ‘.’ In de zorg stuitten ze op statements als ‘en ‘.’

In vacatures in de ICT stond nooit dat het werk ook in minder dan 4 dagen kon.

En dat soort stereotypes werkt dus ook vaak door in de vacatureteksten, zo blijkt. Zo kwamen de onderzoekers bijvoorbeeld een vacature tegen in het primair onderwijs met de zinsnede ‘‘. ‘Let op: alleen minder, niet meer!’, merkt Schregardus op. En dat terwijl bijvoorbeeld in vacatures in de ICT- en technieksector in 10% van de vacatures vermeld werd dat ‘’. ‘Maar overige opties om parttime of minder dan vier dagen te werken werden niet genoemd.’

Verschil in arbeidsvoorwaarden

De onderzoekers analyseerden de vacatures ook op zogenoemde ‘uitingen van intrinsiek-gedreven/pro-sociale arbeidsomstandigheden, zoals ‘een hecht team’ of: een gezellige sfeer’. Daaruit blijkt dat zulke arbeidsvoorwaarden vaker expliciet terug zijn te vinden in de verpleegkunde (90%), de ICT (80%) en het primair onderwijs (77,5%) dan in de techniek (32,5%). Qua opleiden blijkt het primair onderwijs juist een achterblijver. Hier werd in slechts 37% van de vacatureteksten een mogelijkheid voor opleiding of ontwikkeling genoemd, tegenover 80% in de verpleegkunde, 85% in de techniek en 87,5% in de ICT.

In vacatures in de ICT stonden soms wel 5 secundaire arbeidsvoorwaarden, in het PO niet eentje.

Daarnaast viel op dat qua secundaire arbeidsvoorwaarden in 83% van de vacatureteksten in het primair onderwijs geen enkele vorm van instrumentele secundaire arbeidsvoorwaarden werd genoemd (denk: een werktelefoon, reiskostenvergoeding bonussen etc.), terwijl dit bij de andere 3 sectoren hooguit 30% was. In de ICT en techniek werden juist soms wel 5 van dit soort voorwaarden in 1 vacature genoemd (denk aan: bedrijfsfitness, een bonusregeling, een auto van de zaak).

Weinig diversiteitsstatements

Tot slot viel op dat er slechts in 9 van de 160 geanalyseerde vacatureteksten een statement opgenomen was over diversiteit en inclusie. Van deze 9 statements stonden er 6 in een ICT-vacature, en 3 in een techniekvacature. Een voorbeeld van zo’n statement is: ‘D.’

In slechts 9 van de 160 geanalyseerde vacatures stond een statement over diversiteit en inclusie.

Dat dit soort statements vooral te vinden is in de meer masculiene beroepen is geen toeval, aldus de onderzoekers. ‘Het sluit aan bij recente observaties dat er veel onderzoek is gedaan naar het aantrekken en behouden van vrouwen in technische beroepen, maar dat er veel minder aandacht is voor het aantrekkelijk maken van bijvoorbeeld zorgberoepen voor mannen.’

Werf& Nieuwsbrief - Inschrijven

"*" geeft vereiste velden aan

Nieuwsbrief*
Nieuwsbrief*
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

‘Kritisch kijken’

De onderzoekers nodigen recruiters en werkgevers uit wat kritischer te kijken naar de formulering van de contractgrootte in vacatures. ‘In 2020 toonden Britse onderzoekers bijvoorbeeld aan dat het aanbieden van een vacature voor een leidinggevende functie met ofwel een vast aantal fulltime werkuren ofwel flexibelere opties, effect had op het aantal mannen en vrouwen dat solliciteerde op de functie. Het veranderen van ‘’ naar ‘’ en ‘’, zorgde voor een significante toename van 16,4% aan vrouwelijke sollicitanten op deze functies.’

‘Laat je bij de vacaturetekst niet te veel leiden door het prototype dat al bij je werkt.’

‘We raden HR-professionals aan om een toets te ontwikkelen waarmee zij vacatureteksten op dit soort masculiene en feminiene normen op een structurele manier kunnen toetsen. Het communiceren van dit soort masculiene of feminiene werknormen zorgt namelijk voor een vicieuze cirkel waarbij de genderdiversiteit in deze sectoren laag blijft’, aldus de onderzoekers, die oproepen je bij het opstellen van de vacaturetekst niet te veel te laten leiden door het prototype professional dat al in de organisatie werkt. ‘Je voorkomt hiermee dat je – onbewust – in de vicieuze cirkel blijft hangen.’

Lees ook

Zijn jongeren écht niet klaar voor werk, of kijken werkgevers verkeerd?

Je kunt ze moeilijk heel enthousiast noemen, de werkgevers die jongeren in dienst hebben genomen. Uit het CIPD-rapport Changing Face of the Youth Labour Market blijkt dat slechts 28% van hen vindt dat jongeren goed voorbereid op het werk op de arbeidsmarkt zijn. Daarentegen geeft 71% aan dat jongeren vaak moeite hebben met professioneel gedrag, en meer dan de helft (56%) zegt dat ze moeilijker te managen zijn dan voorgaande generaties.

Afname leer- en werktrajecten

Volgens de studie is een belangrijke oorzaak de afname van leer-werktrajecten. Waar in 1997 nog 42% van de jongeren werk en leren combineerde, is dat in 2024 gedaald naar slechts 20%. Het aantal jongeren in een stage of leer-werktraject blijft hangen op slechts 6%, een percentage dat de afgelopen decennia nauwelijks is veranderd.

Deze cijfers zien we ook enigszins terug op onze Nederlandse markt. Algemeen gezien daalt het aantal mbo-studenten al een behoorlijke periode. Ze kiezen daarnaast steeds vaker voor voltijds onderwijs en gaan daarna direct aan het werk. Veel niet-werkende jongeren (84%) geven aan dat opleiding of studie de belangrijkste reden is waarom ze geen baan hebben.

Veel niet-werkende jongeren geven aan dat opleiding of studie de belangrijkste reden is waarom ze geen baan hebben.

Ook is het aantal uren dat werkende jongeren besteden aan bijbanen in sommige gevallen lager dan bij eerdere generaties, vaak door de combinatie met intensieve studieprogramma’s of minder financiële druk door ondersteuning van ouders of studiefinanciering. Ja, de Volkskrant schreef in augustus – na cijfers van het CBS – dat jongeren vaker een bijbaan hebben dan ooit tevoren. Toch is dat iets anders dan de werk- en leertrajecten die jongeren voorbereiden op de arbeidsmarkt. Deze bijbanen zijn immers vaak de ‘allerflexibelste’ en vooral bedoeld om te sparen voor de gestegen welvaart, niet om later een baan aan over te houden.

Volgens werkgevers zorgt deze verschuiving juist ervoor dat jonge starters te weinig praktijkervaring hebben. Bovendien is het aandeel jongeren dat nooit een betaalde baan heeft gehad (buiten vakantiebaantjes om) in 20 jaar met een derde toegenomen. Dat vergroot de kloof tussen de verwachtingen van werkgevers en de realiteit van starters.

Blijf op de hoogte en meld je aan voor onze nieuwsbrief

"*" geeft vereiste velden aan

Privacyverklaring*
Nieuwsbrief*
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Jongeren: ‘We zijn wél klaar’

Ondanks de kritiek voelt 62% van de jongeren zich wél goed voorbereid op de arbeidsmarkt, blijkt uit een enquête van WorldSkills UK. Dit vertrouwen wordt gevoed door hun investering in vaardigheden zoals communicatie, teamwork en creatief problemen oplossen. Vaardigheden die allemaal onmisbaar zijn in een moderne werkomgeving. Dit jaar bleek uit de Randstad Workmonitor dat het gebrek aan communicatie tussen generaties ook voor de andere kant van de tafel geldt: 42% van Gen Z voelt zich niet begrepen door hun werkgever.

42% van Gen Z voelt zich juist niet begrepen door hun werkgever.

Dat de Gen Z’ers zich niet willen binden aan een werkgever, vooral willen ondernemen en zelf aan het roer willen staan blijken ook loze aannames. Volgens het driejaarlijkse Young Professional Onderzoek van Careerwise hebben jongeren over het algemeen juist weinig interesse in ondernemerschap of ‘het statuut van zzp’er’. Wat willen ze wel? Een vast contract voor onbepaalde duur, zich met een werkgever verbinden.

Bron: Young Professional Onderzoek 2024 – Careerwise

Zijn verwachtingen te hoog?

Volgens Lizzie Crowley, senior skills advisor bij het CIPD, is het te eenzijdig om de schuld alleen bij Gen Z te leggen. ‘Jongeren brengen frisse ideeën en waardevolle skills mee, maar missen vaak kansen om te begrijpen wat er op de werkvloer verwacht wordt.’ Ze pleit voor meer gestructureerde begeleiding en een cultuur waarin leren en presteren hand-in-hand gaan.

Zijn jongeren niet werk-ready, of zijn werkgevers mogelijk nog niet jongeren-ready?

Experts als Youth Employment UK geven daarnaast aan dat werkgevers meer moeten investeren in een inclusieve bedrijfscultuur waarin starters zich veilig voelen om vragen te stellen. Misschien moeten we de vraag maar eens omdraaien: zijn jongeren niet werk-ready, of zijn werkgevers mogelijk nog niet jongeren-ready?

Meer lezen?

Factcheck: leveren medewerkers die 2 tot 6 jaar in dienst zijn echt de beste prestaties?

Dat je niet vanaf je eerste dag meteen zo productief bent als iemand die ergens al járen werkt, dat snapt iedereen. Maar hoe zit het verder? Is er een verband tussen hoe lang iemand ergens werkt en diens prestaties? Vanaf wanneer is iemand op volle snelheid aan de slag? En zit daar misschien ook een maximum aan? Oftewel: is er een tijd dat mensen beter om zich heen kunnen gaan kijken, omdat hun productiviteit begint af te nemen? En waar heeft dat dan mee te maken? Met ervaring, met de lengte van het dienstverband, of toch met leeftijd? Het zijn vragen die voor elke werkende van belang zijn, maar natuurlijk ook voor recruiters.

‘De meeste high performers zijn tussen de 2 en 6 jaar in dienst.’

Recent kwam Culture Amp met een heel serieus klinkend antwoord. Na onderzoek onder 462.000 werknemers in meer dan 1.500 bedrijven wereldwijd stelden ze dat werknemers de beste prestaties behalen als ze meer dan 2 maar minder dan 6 jaar in een functie actief zijn. ‘Deze “performance-piek” staat in groot contrast met de prestaties van werknemers met kortere dienstverbanden (0-1 jaar) en langere dienstverbanden (10+ jaar). In deze groepen worden veel minder high-performers aangetroffen’, zo concludeerde het bedrijf, waarbij ze de prestatiebeoordelingen in de eigen database analyseerden en matchten aan engagement-data.

‘Sweet spot’

‘Zo’n 2 tot 6 jaar in een baan blijkt de sweet spot voor de beste prestatiecijfers’, aldus Arne Sjöström, Regional Director, People Science EMEA bij Culture Amp. ‘Onze data tonen aan dat werknemers tijd nodig hebben om high performers te worden. Naarmate bedrijven betere processen en duidelijkere performance-verwachtingen ontwikkelen, wordt het makkelijker mogelijke high performers in kaart te brengen. Bedrijven kunnen er vervolgens veel aan doen om deze werknemers te stimuleren topprestaties te leveren door hulp van hun manager, het geven van erkenning en het creëren van nieuwe kansen.’

‘Onze data tonen aan dat werknemers tijd nodig hebben om high performers te worden.’

Sjöström noemt het ‘een gemiste kans’ als werknemers binnen de 2 jaar vertrekken, wat vooral in de tech- en ICT-sector geregeld lijkt te gebeuren. ‘Dat betekent dat ze vertrekken voordat ze maximaal hebben gepresteerd’, zegt hij. ‘Werkgevers die hebben geïnvesteerd in deze talenten, kunnen hen alweer zien vertrekken net op het moment dat ze hun potentieel beginnen waar te maken.’ Zo’n snel vertrek zou je dus koste wat kost moeten voorkomen, aldus Sjöström.

Nemen de prestaties echt af?

Tot zover weinig geks en verrassends. Maar het persbericht over het onderzoek hield dus niet op bij de stelling dat mensen tijd nodig hebben om tot prestaties te komen. Er was ook een andere kant van de medaille, en dat was de conclusie dat na een periode van 6 jaar de menselijke prestaties zouden beginnen af te nemen. Maar dan is de vraag: klopt dat wel? Zit ervaring op een gegeven moment in de weg? Begint dan verveling toe te slaan? Bestaat de beroemde seven year itch ook in de werkomgeving (al zou er dan misschien sprake zijn van een six year itch)? Iets wat overigens opvallend overeen lijkt te komen met het gemiddelde verloop.

Bestaat de beroemde seven year itch ook in de werkomgeving?

Anekdotisch zijn er vele verhalen van bekend. En uit serieus wetenschappelijk onderzoek blijkt ook wel enig bewijs te vinden voor een ‘omgekeerde U’ in zowel de relatie ervaring en prestaties, als in de relatie leeftijd en prestaties en de relatie ambtstermijn en prestaties: bij alle 3 is er een soort verband waarbij na aanvankelijk vaak relatief snelle stijging een piekniveau wordt bereikt, waarna een afvlakking of soms zelfs een daling in productiviteit waar te nemen is. Maar is het zo sterk als Culture Amp beweert, dat na 6 jaar de prestaties echt over hun ‘piek’ heen zijn? Daarvoor blijkt toch een stuk minder eenduidige wetenschappelijke evidentie te zijn.

Twee scholen

Grof gezegd zijn er hierin twee scholen te herkennen. De ene (de human capital theory) suggereert dat meer ervaring in een functie gewoon leidt tot meer skills en kennis, en dus automatisch ook tot betere prestaties, en dat die groei min of meer lineair blijft gedurende een loopbaan. De tweede stroming gelooft echter dat er na verloop van tijd altijd een afname van motivatie is waar te nemen die de prestatiegroei afzwakt, of zelfs ten negatieve keert. In de loop der jaren verschijnen er steeds wel onderzoeken die dan wel de eerste stroming, dan wel de tweede stroming meer gelijk geven.

Hoe langer iemand ergens werkt, hoe meer firm-specific human capital.

Recent onderzoek dat verscheen in Harvard Business Review pleitte duidelijk voor de eerste variant. Leeftijd heeft geen impact op prestaties, stelden de onderzoekers hier, maar hoe lang iemand bij een organisatie is wél. Hoe langer iemand ergens werkt, hoe meer firm-specific human capital, en dus hoe hoger de prestaties, zowel financieel als in operational excellence. En nee, daarbij vonden ze ook geen prestatiepiek na 6 jaar. ‘Ons onderzoek suggereert ook dat tijdelijke medewerkers geen vaste medewerkers zouden moeten vervangen. Als ze dat zouden doen, dan zouden organisaties veel toegevoegde waarde mislopen.’

Jaren op de teller

Volgens de onderzoekers is er een trend ‘in sommige HR-kringen’ om zoveel mogelijk vast personeel te willen vervangen door tijdelijke medewerkers. Maar organisaties zouden daar voorzichtig mee moeten omspringen, zeggen ze. Personeel met ervaring in de organisatie weten volgens hen sneller waar waarde toe te voegen. Meer jaren op de teller leidt doorgaans tot hogere kosten (lees: salarissen), maar die worden terugverdiend, zeggen ze. ‘Organisaties bestaan ​​om goede redenen, en traditionele vormen van werkgelegenheid creëren economische waarde en concurrentievoordeel.’

Organisaties bestaan ​​om goede redenen, en traditionele vormen van werkgelegenheid creëren waarde.’

Wie er even wat meer induikt, ziet al gauw heel wat andere onderzoeken op dit gebied (1, 2, 3, 4), vaak overigens meer inzoomend op de relatie tussen leeftijd en prestaties dan op de lengte van iemands dienstverband bij een organisatie. Ook is het wetenschappelijk onderzoek zelden zo specifiek dat de bovenkant van de omgekeerde U precies op 6 jaar zou liggen, of dat daar ook maar een piek zou zijn. Sterker nog: het meeste onderzoek – zeker als het rekening houdt met de teamsamenstelling – duidt er juist op dat meer bedrijfsspecifieke ervaring de prestaties van werkunits verhoogt.

Of toch?

Al lijkt er aan de andere kant hierin ook wel degelijk een soort balans te bestaan. Al is die dan niet altijd zozeer op individueel niveau, maar vaak meer op het niveau van de organisatie. Als het verloop té laag is, kan dit duiden op een ‘rigide’ arbeidsmarkt met een laag aanpassingsvermogen aan structurele veranderingen en een mogelijk schadelijk effect op de productiviteit, zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek.

Als het verloop té laag is, kan dit duiden op een ‘rigide’ arbeidsmarkt met een mogelijk schadelijk effect op de productiviteit.

En uit een meta-analyse van twee professoren van de Universiteit van Hong Kong en de Universiteit van Georgia bleek bovendien dan weer dat de lengte van het dienstverband grotendeels géén verband houdt met kernprestaties, innovatief gedrag en contraproductief werkgedrag, en slechts lichtjes met wat ze noemden ‘citizenship’. Dus ook geen positief verband. Hun onderzoek ondersteunde daarnaast de hypothese dat langere dienstverbanden ertoe leidden dat mensen zich eerder gingen vervelen of minder gemotiveerd raakten. Al hing dit ook weer sterk samen met de complexiteit en uitdagendheid van het werk.

Afnemende meeropbrengst

En dan was er ook nog min of meer recent Belgisch onderzoek. De wetenschappers hier vonden inderdaad – zoals verwacht – een ‘curvilineaire’ relatie tussen de lengte van het dienstverband en productiviteit. Oftewel: hoe langer iemand in dienst is, hoe productiever. Maar de meeropbrengst neemt wel af met de tijd, lieten ze duidelijk zien. En ook hier: het hangt wel sterk af van de complexiteit van het werk en andere ‘bedrijfsspecifieke kenmerken’. De onderzoekers grepen hun resultaten overigens wel aan om onder meer vraagtekens te zetten bij beloningssystemen die anciënniteit automatisch extra belonen.

Als er al zoiets zou bestaan als peak performance, dan is het veel te stellig om die op maximaal 6 jaar te leggen.

Maar laten we nu even teruggaan naar de vraag waar we dit artikel mee begonnen: gaan na 6 jaar dienstverband de prestaties al achteruit? Is dan de performance-piek achter de rug, zoals Culture Amp beweert? Het mag uit hun data misschien blijken, de algemeen aanvaarde wetenschap is er toch een stuk minder van overtuigd. Als er al zoiets zou bestaan als peak performance in een bepaalde lengte van het dienstverband, dan is het veel te stellig om die op maximaal 6 jaar te leggen. We beoordelen de claim dan ook als: niet overtuigend bewezen.

Lees ook

Ruim helft neemt nog geen maatregelen tegen bias (en 4 experts over hoe je dat wél kunt doen)

Hoewel 28% van de HR-beslissers aangeeft dat hun organisatie processen hanteert om eerlijke werving te waarborgen, benut een groot deel eenvoudige technieken nog nauwelijks. Zo verwijdert slechts 17% gender- of leeftijdsgebonden taal uit vacatureteksten, en hanteert maar 19% gestructureerde interviews met identieke vragen voor alle kandidaten. Andere effectieve maatregelen om bias tegen te gaan, zoals blinde sollicitatiebrieven (6%) en werven zonder cv (4%), worden nog veel minder toegepast, blijkt uit recent onderzoek van Indeed.

‘De praktijk laat zien dat veel bedrijven hierin nog flinke stappen kunnen zetten.’

‘Eerlijke werving vormt een cruciaal onderdeel van inclusiviteit op de werkvloer, maar de praktijk laat zien dat veel bedrijven hier nog flinke stappen in kunnen zetten’, reageert Stan Snijders, Managing Director Benelux bij Indeed. ‘Met eenvoudige aanpassingen in het wervingsproces kunnen organisaties al een groot verschil maken.’ Welke stappen dat zijn, daarover schreef de vacaturesite een uitgebreid onderzoeksrapport, inclusief gedetailleerde inzichten en praktische aanbevelingen van verschillende experts. Welke tips delen zij zoal? Een korte eerste impressie.

#1. ‘Focus je alleen op het strikt noodzakelijke’

Wie? Dr. Marcia Goddard is een neurowetenschapper met een missie. Na het behalen van haar PhD in neurowetenschap werkte zij als assistent-professor. Zij verliet de academische wereld om haar kennis en kunde te richten op het overbruggen van de kloof tussen wetenschap en werkvloer.

Visie? Alles begint met bewustwording en dus adviseer ik allereerst een goede training voor iedereen, managers en medewerkers. Dat lijkt misschien een open deur, maar het is enorm belangrijk dat we serieus begrijpen wat bias is en welke gevolgen het heeft. Als je het snapt, dan kun je met elkaar erover praten en een strategie bepalen hoe je de impact van vooroordelen kunt verminderen. Verder moet je er vanaf het begin voor zorgen dat er diversiteit is in de groep die verantwoordelijk is voor werving en selectie. Bepaal met elkaar een kleine set kenmerken die écht belangrijk zijn om de rol met succes vorm te geven. Houd het zo zuiver mogelijk. Focus je alleen op het strikt noodzakelijke, de must-haves. Selecteer niet op onderbuikgevoelens, maar op vaardigheden en kennis.’

‘Ik zou sowieso adviseren te stoppen met het vragen naar een cv.’

‘Wat ik een hele handige vind, is een tool die je helpt om vacatureteksten inclusiever te schrijven. Ik zou sowieso adviseren te stoppen met het vragen naar een cv. Je krijgt een veel beter beeld van geschiktheid als je vraagt naar work samples, bewijzen van bekwaamheid. Daarmee kan een kandidaat aantonen te beschikken over de kennis en de ervaring waarnaar jij op zoek bent. Verder is mijn tip te werken met vaste, gestructureerde interviews die bij elke kandidaat dezelfde set aan vragen bevat. Persoonlijke vragen zijn een broeinest voor bias, dus die kun je het best vermijden. Wel zo eerlijk, en je doet daarmee ook neurodivergente kandidaten een plezier. Zij weten vaak niet goed wat zij aan moeten met dat soort ‘vage’ vragen.’

Nog een tip? ‘Ook de selectie kan je het best doen met een team waarin voldoende diversiteit is. Wat goed werkt, zijn scorecards die teamleden los van elkaar, gerandomiseerd invullen. Scorecards zijn in de meeste ATS systemen ingebouwd en kunnen dus ook gemakkelijk verwerkt worden in je recruitmentproces. Na het invullen maakt het systeem automatisch een ranking van de meest geschikte kandidaten. Stel de antwoorden stuk voor stuk ter discussie. Geef een persoon in het team de rol van advocaat van de duivel die elk oordeel uitdaagt. En vergeet niet diegene expliciet toestemming te geven om dat te doen, want de meeste mensen zijn gericht op harmonie en vinden het lastig om zaken op scherp te stellen.’

#2. ‘Peil eerst wat er leeft’

Wie? Als gecertificeerde DEI-trainer/consultant zet Vivian Acquah CDE® zich in om de onderwerpen welzijn op het werk en DEIB+ (Diversiteit, Gelijkwaardigheid, Inclusie en Saamhorigheid) toegankelijker te maken voor iedereen bij klanten als Heineken, Google, Indeed, Deloitte, TIBCO, Cargill, Swift, Acrolinx, KLM en Zalando.

Visie?Het kweken van kennis en bewustzijn in de hele organisatie is een belangrijke factor. Vaak reageren we intuïtief en onbewuste vooroordelen zijn hardnekkig. Veel mensen hebben geen idee hoe hun opmerkingen overkomen op de ander. Uitspraken als: ‘Wat spreek jij goed Nederlands’, ‘Wat ben je lekker assertief voor een vrouw’, of ‘Wat weet je veel van A.I. voor iemand van jouw generatie’, zijn misschien als compliment bedoeld, maar de onderliggende boodschap is dat je afwijkt van de norm. En dan versterkt het juist het gevoel van anders zijn of zelfs uitsluiting.’

‘Goedbedoelde complimenten kunnen juist het gevoel van anders zijn of zelfs uitsluiting versterken.’

Daarom is het cruciaal om werknemers en leidinggevenden op alle niveaus continu te trainen en te blijven ontwikkelen. Een krachtige interventie hierbij is gebruik te maken van virtual reality. Met een VR-bril kunnen mensen aan den lijve ervaren hoe het is om geconfronteerd te worden met de impact van exclusie op de werkvloer. Een ervaring die letterlijk je blikveld verruimt. Je kruipt als het ware in de huid van de ander en voelt zelf wat een schijnbaar onschuldige opmerking met jou persoonlijk doet. Dankzij dit soort trainingen worden werknemers zich meer bewust van de impact van exclusie zoals vooroordelen, microagressie en ongewenst gedrag. En ze leren hoe het beter kan.’

Nog een tip? ‘Een cultuur van inclusie en saamhorigheid neerzetten doe je echt samen. Daarom adviseer ik altijd voordat je begint goed te peilen wat er leeft bij je medewerkers. Waar lopen ze tegenaan en waar liggen de behoeften? Doe een nulmeting en kijk wat er goed gaat en wat verbeterd moet worden. Op basis daarvan stel je duidelijke doelen, bepaal je meetpunten en blijf deze evalueren. Dan weet je precies wat werkt en wat niet en welke vooruitgang je boekt. Dat geeft duidelijkheid en het motiveert enorm.’

#3. ‘Het is niet in een jaar op te lossen’

Wie? Met bijna 20 jaar internationale leiderschapservaring in de bankensector zet Sergio Panday zich in voor het vergroten van etnoculturele diversiteit in de bedrijfstop. Als mede-oprichter van Roots Inspire helpt hij bedrijven bij het aantrekken, behouden en laten doorstromen van etnocultureel talent.

Meer dan de helft van de HR-beslissers (51%) neemt geen maatregelen tegen bias in het wervingsproces, blijkt uit recent onderzoek van Indeed. Hoe je dat wél kunt doen? Vier experts spreken zich uit.

Visie? ‘Net als bij elke belangrijke beslissing in een organisatie, is het noodzakelijk een business case te maken van je diversiteitsstrategie. Wat is je huidige situatie, hoe ziet je talentpool eruit, waar zit het onbenutte potentieel en wat gaat dat je opleveren? Dan komt de uitvoering en daarin is het allerbelangrijkst dat er duidelijke sponsors zijn vanuit de top van de organisatie. Mensen met invloed die zich hard maken voor het beleid en dit in alles wat ze doen uitdragen. Het is niet in een jaar op te lossen, dus het zal verankerd moeten zijn in de strategie.’

‘Het mooie is, het is altijd tweerichtingsverkeer. Op hun beurt krijgen deze sponsoren ook nieuwe inzichten.’

‘Wat goed werkt, is rolmodellen in leidinggevende posities een podium geven en zo zichtbaar maken wat er mogelijk is. Als je deze rolmodellen intern niet hebt, dan kun je ze extern vinden. Op onze programma’s zetten we deze rolmodellen in als mentors, zodat etnisch divers talent kan sparren met leiders die zelf een etnische achtergrond hebben om zo te leren van hun kennis, inzichten en ervaringen. Het talent krijgt hierdoor vaak meer zelfvertrouwen in hun capaciteiten. Ze leren hoe zij barrières kunnen overwinnen en zichzelf beter kunnen profileren in hun organisatie. En het mooie is, het is altijd tweerichtingsverkeer. Op hun beurt krijgen deze sponsoren ook nieuwe inzichten.’

Nog een tip? ‘Als de focus bij benoemingen verschuift van “het beste individu” (vaak net iets te veel een kopie) naar “de beste toevoeging aan het team”, kan dat al een flinke stap in de richting van een echte meritocratie zijn. Ik zeg hier bewust “toevoeging” en niet degene die het beste in het team “past”, want dan zijn we vaak toch weer terug bij af.’

#4. ‘Reken af met menselijke arrogantie’

Wie? Van nature is Charlotte Melkert kritisch op onlogische of oneerlijke praktijken. Als mede-oprichter van Equalture, een snelgroeiende Nederlandse HR-tech scale-up, opgericht met haar zus Fleur, zet ze neurowetenschappen en gamification in voor onbevooroordeelde werving. Haar visie op competentiegericht werven vertaalde zich in haar boek Beyond Resumes: A Blueprint For Competency-Based Hiring (2024).

Meer dan de helft van de HR-beslissers (51%) neemt geen maatregelen tegen bias in het wervingsproces, blijkt uit recent onderzoek van Indeed. Hoe je dat wél kunt doen? Vier experts spreken zich uit.

Visie? ‘We laten eerst huidige medewerkers onze competentiegames maken. We tonen hiring managers dat wat zij belangrijk vinden, zoals intelligentie, overeenkomt met onze metingen – zonder naar opleiding te kijken. Initieel laten we cv’s en competentiegames naast elkaar lopen. Dit laat zien dat perfecte cv-kandidaten soms slecht scoren in de testen, en andersom. Zo doorbreken we vastgeroeste denkpatronen. Achteraf analyseren we welke mensen zijn aangenomen. Managers zien dan vaak dat kandidaten met het juiste opleidingsniveau maar minder goede testresultaten inderdaad onderpresteren.’

‘We overschatten ons vermogen om mensen te beoordelen.’

‘Om hiring managers mee te krijgen, zijn data én verhalen cruciaal. We merken dat mensen het lastig vinden als een algoritme betere beslissingen neemt dan zijzelf. Dit raakt onze menselijke arrogantie. Dit fenomeen heet ‘overconfidence bias‘. We overschatten ons vermogen om mensen te beoordelen. Dit confronteert mensen met een ongemakkelijke waarheid: de vertrouwde werkwijze die ze jarenlang hebben gevolgd, schiet tekort. Voor wie gewend is zelf de touwtjes in handen te hebben, voelt dit als een aanval op zijn beoordelingsvermogen. Het is niet makkelijk om toe te geven dat je misschien niet altijd de beste beoordelaar bent. Maar het is wel nodig om te groeien en betere beslissingen te nemen. Uiteindelijk gaat het erom dat we de juiste mensen op de juiste plek krijgen.’

Nog een tip? ‘Zoek een afdeling waar de pijn het grootst is, bijvoorbeeld waar veel verloop is of waar het door de krapte op de arbeidsmarkt erg moeilijk is om nieuwe collega’s te vinden. Daar staan managers vaak open voor verandering. Begin dan klein met competentiegericht werven. Bedenk: welke 3 skills ga je echt missen bij een vertrekkende medewerker? Welke vaardigheden van de vertrekkende medewerker zijn onvervangbaar? En welke eigenschappen ga je niet missen?Bouw vervolgens één succesje op. Andere managers worden dan vanzelf nieuwsgierig. Confronteer met data. Toon aan dat niet altijd de slimste personen of hoogst opgeleiden het best presteren. Over data kun je niet discussiëren. Zo kun je geleidelijk overstappen naar een eerlijker en effectiever wervingsproces.’

Meer weten?

Lees het hele onderzoek

Indeed Diversiteit

Lees ook

Doel van kabinet ‘volstrekt onhaalbaar’: zeker geen 1 miljoen ICT’ers in 2030

Het vorige kabinet was er duidelijk over: Nederland heeft in 2030 zeker 1 miljoen ICT-geschoolden nodig. Dat komt neer op zo’n 10% van de gehele werkzame beroepsbevolking. En halen we dat niet, dan zal steeds meer dienstverlening vertraging oplopen en kan de concurrentiepositie van Nederland wel eens onder druk komen te staan, zo vreesden de vorige bewindslieden. ‘De instroom in het bètatechnisch onderwijs moet dus omhoog, de aansluiting tussen het bètatechnisch onderwijs en de arbeidsmarkt moet beter en werkgevers en overheid willen technisch personeel in de techniek en ICT behouden’, zo schreven zij.

Zelfs in het meest optimistische scenario zou Nederland in 2030 nog geen miljoen ICT’ers tellen.

Bij het nieuwe kabinet is van die ambitie echter weinig meer te bespeuren. En uit nieuw onderzoek van arbeidsmarktdataspecialist Intelligence Group en HR-tech dienstverlener HeadFirst Group blijkt dat het doel ook steeds verder uit zicht raakt. Zelfs in het meest optimistische scenario van ‘explosieve groei’ zou Nederland in 2030 slechts maximaal 862.000 ICT’ers tellen, zo stellen de onderzoekers. In meer waarschijnlijke scenario’s ligt het aantal veel lager: tussen de 628.000 en 783.000. Maar zelfs een scenario van krimp naar 452.000 ICT’ers (oftewel: 4,3% van de beroepsbevolking) achten de onderzoekers niet onrealistisch.

Nu: ruim een half miljoen ICT’ers

Uit de nieuwste Talent Monitor blijkt dat de ICT-beroepsbevolking in Nederland in het derde kwartaal van 2024 ongeveer 583.000 personen telt. Dit komt neer op zo’n 6% van de totale werkzame beroepsbevolking. Geert-Jan Waasdorp, directeur en oprichter van Intelligence Group: ‘Sinds 2022 is de groei in het aantal ICT’ers vrijwel tot stilstand gekomen. Richting 2030 lijkt stabilisatie het meest voor de hand te liggen, mede door structurele krapte op de arbeidsmarkt, waardoor het lastig is zij-instromers bij of om te scholen. Bovendien hebben sectoren zoals de zorg, het onderwijs en de techniek een concurrerende vraag naar arbeidskrachten.’

‘Nuance: als de A.I.-trend zich doorzet, zal de vraag naar vooral developers op termijn afnemen.’

HeadFirst Group-CEO Marion van Happen ziet overigens wel ruimte voor wat nuance bij de behoefte van 1 miljoen ICT’ers. ‘Als de A.I.-trend zich doorzet – en die verwachting is reëel – zal de vraag naar vooral developers op termijn afnemen. In Nederland zal de A.I.-adoptie geleidelijk verlopen, waardoor de impact op de vraag naar ICT’ers tot 2025 beperkt blijft. Maar dit betekent wel dat we het doel van 1 miljoen ICT’ers in 2030 misschien niet hoeven te halen om de digitale transitie succesvol te realiseren. Al blijft het nodig om groei in de ICT-beroepsbevolking te stimuleren, want A.I. kan de vraag naar ICT’ers niet volledig vervangen.’

Meer weten?

De volledige Talent Monitor over ICT’ers is hier te downloaden

Talent Monitor ICT

Lees ook